ECLI:NL:CRVB:2022:315

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
21/1222 TOZO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake TOZO-V

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2022 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder op 7 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De laatste dag voor indiening was 7 april 2021, maar het beroepschrift was pas op 12 april 2021 ontvangen. Appellant stelde dat hij het beroepschrift op 6 april 2021 had gepost, maar de Raad oordeelde dat hij geen overtuigende feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden aantonen dat hij niet in verzuim was geweest.

Tijdens de zitting van 20 januari 2022 was appellant aanwezig, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde niet verscheen. Appellant voerde aan dat de postbezorging in zijn woonplaats soms vertraging oploopt en dat corona ook invloed heeft gehad op de postbezorging. De Raad oordeelde echter dat er geen bewijs was dat de postbezorging op het moment van indienen van het beroepschrift vertraging had ondervonden. De Raad hanteert de regel dat de datum van verzending wordt vastgesteld aan de hand van het poststempel, tenzij de verzender kan aantonen dat de brief eerder ter post is bezorgd.

Uiteindelijk verklaarde de Raad het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier N.N. Gambier, en werd openbaar uitgesproken op 17 februari 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 februari 2022
21/1222 TOZO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 februari 2021, 20/3431 TOZO (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde (college)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak op 7 september 2021
niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk in behandeling kan nemen. De Raad heeft dit gedaan zonder een zitting te houden, met toepassing van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Appellant is het niet eens met de uitspraak van de Raad van 7 september 2021 en heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld op de zitting van 20 januari 2022. Appellant was op de zitting aanwezig. Het college is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft het hoger beroep van appellant in de uitspraak van 7 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
De laatste dag waarop op tijd een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 7 april 2021. Het door appellant ingediende hogerberoepschrift is gedateerd op 6 april 2021 en volgens de poststempel op 8 april 2021 ter post bezorgd. Het beroepschrift is op 12 april 2021 bij de Raad ontvangen.
In verzet heeft appellant verklaard dat hij het beroepschrift op 6 april 2021 heeft opgesteld en dezelfde middag voor 17.00 uur in een brievenbus heeft gedaan. De brievenbus wordt in [woonplaats] soms later geleegd en de post wordt vervolgens naar een sorteercentrum in Nieuwegein gestuurd waardoor het poststuk later kan zijn afgestempeld. Ook corona zorgt voor vertraging in postbezorging.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Er is niet gebleken dat de postbezorging binnen Nederland vertraging ondervond door corona op het moment dat appellant zijn hogerberoepschrift heeft gepost. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad wordt bij de vaststelling van de dag waarop een brief ter post is bezorgd, uitgegaan van het op de enveloppe geplaatste poststempel, tenzij de verzender aannemelijk maakt dat de brief op een eerdere datum ter post is bezorgd. De enkele verklaring van appellant dat hij het hogerberoepschrift op tijd heeft gepost, is daarvoor niet toereikend.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van N.N. Gambier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) N.N. Gambier