In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een aanvraag had ingediend voor een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo-regeling), en het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde als verweerder. De aanvraag van eiser werd op 6 mei 2020 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 12 augustus 2020 ongegrond verklaard. Eiser, die de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, stelde dat hij recht had op bijstand op basis van de Tozo-regeling, maar verweerder betoogde dat hij niet voldeed aan de voorwaarden omdat hij de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt en niet meer als zelfstandige kon worden aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 16 april 2020 een aanvraag had gedaan en dat er een hoorzitting had plaatsgevonden op 14 juli 2020. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de Tozo-regeling specifiek gericht is op zelfstandigen die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. Eiser ontving een AOW-uitkering en had recht op een aanvullend pensioen, wat volgens de rechtbank betekende dat hij in voldoende mate in zijn levensonderhoud kon voorzien.
De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat er sprake was van leeftijdsdiscriminatie. De wet biedt geen ruimte om af te wijken van de definitie van zelfstandige zoals opgenomen in de Tozo-regeling. De rechtbank concludeerde dat eiser niet onder de doelgroep viel die in aanmerking kwam voor de Tozo-regeling, en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.