ECLI:NL:CRVB:2022:2856

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
22/1660 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak over loongerelateerde WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 april 2022. De appellant, die een loongerelateerde WGA-uitkering aanvroeg, was het niet eens met de vaststelling van zijn mate van arbeidsongeschiktheid door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij het Uwv had vastgesteld dat de appellant per 30 maart 2020 recht had op een WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 50,49%, maar de mate van arbeidsongeschiktheid op 40,36% had vastgesteld.

De appellant voerde in hoger beroep aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met klachten die voortvloeiden uit zijn alcoholmisbruik. Echter, de Raad oordeelde dat volgens vaste rechtspraak een verslaving aan verdovende middelen en/of alcohol op zich niet als een ziekte of gebrek wordt aangemerkt. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en stelde vast dat er geen aanknopingspunten waren in het dossier die erop wezen dat de verslaving van de appellant op de datum in geding leidde tot gebreken of noodzaak tot klinische opname.

De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken en de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de beslissing van het Uwv werd bekrachtigd. De griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de uitspraak ondertekend, waarmee de procedure werd afgerond.

Uitspraak

22.1660 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 april 2022, 20/10328 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 22 december 2022
Zitting heeft: T. Dompeling
Griffier: S.C. Scholten
Ter zitting zijn appellant en zijn gemachtigde niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door M.J.H. Maas (via Teams).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 30 november2020 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv het bezwaar tegen zijn beslissing van 10 maart 2020 waarin bepaald is dat appellant per 30 maart 2020 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 50,49% gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 40,36%.
In hoger beroep heeft appellant verwezen naar de gronden van het beroep en aangevoerd dat te weinig rekening is gehouden met klachten die zijn ontstaan door het alcoholmisbruik. Appellant heeft geen nadere onderbouwing van zijn standpunt ingediend. De rechtbank heeft alle gronden van het beroep uitvoerig besproken en gemotiveerd waarom de gronden niet slagen. De Raad neemt de overwegingen van de rechtbank over.
Ter zitting van de Raad heeft het Uwv terecht opgemerkt dat volgens vaste rechtspraak van de Raad een verslaving aan verdovende middelen en/of alcohol op zich niet als een ziekte of gebrek wordt aangemerkt. Evenmin de sociale problemen als gevolg van die verslaving. Dat is anders als uit die verslaving gebreken voortvloeien, of indien die verslaving noodzaakt tot een klinische opname of behandeling, (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van
6 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:66). In het dossier bevinden zich geen aanknopingspunten om te oordelen dat hiervan sprake was op de datum in geding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S.C. Scholten (getekend) T. Dompeling