Uitspraak
18.3369 WIA
OVERWEGINGEN
Vanaf 18 juni 2014 ontvangt u een ziektewetuitkering. Deze uitkering wordt in mindering gebracht op uw wia-uitkering.Per 15 juni 2016 zal de wia-uitkering ongekort aan uw worden uitbetaald.”
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die eerder een WIA-uitkering ontving, had zich ziek gemeld en was van mening dat zijn uitkering ten onrechte was beëindigd. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van de appellant terecht had vastgesteld op minder dan 35%, waardoor de WIA-uitkering kon worden beëindigd. De Raad concludeerde dat het deskundigenrapport van verzekeringsarts Greveling-Fockens, dat op 25 januari 2022 was uitgebracht, blijk gaf van een zorgvuldig onderzoek en dat de conclusies van de deskundige overtuigend waren. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van schending van het vertrouwensbeginsel, omdat de appellant niet kon aantonen dat er toezeggingen waren gedaan die hem een gerechtvaardigde verwachting gaven dat zijn WIA-uitkering voor onbepaalde tijd zou voortduren. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard en het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de geselecteerde functies voor de appellant geschikt waren en dat de medische beoordeling door het Uwv correct was.