Uitspraak
20 3601 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 13 augustus 2020. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.W. van Voolen, had verzocht om herziening van de uitspraak waarin zijn WIA-uitkering was vastgesteld. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die, indien deze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
De Raad heeft echter geoordeeld dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die voldoen aan de strikte voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat het rapport van de psycholoog Van Rijn, dat door verzoeker was ingediend, niet voldeed aan de eisen voor herziening, omdat het rapport van na de eerdere uitspraak was en geen nieuwe feiten bevatte die niet eerder bekend konden zijn.
De Raad heeft benadrukt dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak, maar om een uitspraak te herstellen die berust op een onjuist feitelijk uitgangspunt. Aangezien verzoeker niet aan de voorwaarden voor herziening voldeed, heeft de Raad het verzoek afgewezen. De uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, met S.C. Scholten als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 januari 2022.