Uitspraak
21 2507 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
36,81 uur per week. Op 7 september 2017 heeft appellant zich ziek gemeld na een bedrijfsongeval, in welk verband de middelvinger van zijn rechterhand is geamputeerd. In het kader van een aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
(Wet WIA) heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft vastgesteld dat appellant belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 juli 2019. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk. Hij heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 6 augustus 2019 heeft het Uwv geweigerd aan appellant met ingang van 5 september 2019 een WIAuitkering toe te kennen, omdat hij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 11 juni 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van 23 april 2020 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van 10 juni 2020 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 20 mei 2020 een nieuwe FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat, hoewel een van de geselecteerde functies niet langer passend is, de mate van arbeidsongeschiktheid op basis van de resterende functies minder dan 35% blijft.
20 april 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend.