ECLI:NL:CRVB:2022:2831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een Ziektewet-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die zich op 20 februari 2017 ziekmeldde, had een verzoek ingediend om terug te komen van een eerder besluit van het Uwv, dat haar Ziektewet-uitkering per 1 oktober 2016 had afgewezen. Het Uwv had dit verzoek afgewezen, stellende dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere uitkomst rechtvaardigden. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten en voerde aan dat haar gezondheidssituatie verkeerd was ingeschat en dat er voldoende informatie was om de uitkering voor de toekomst te herzien. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de gezondheidssituatie van appellante destijds correct was ingeschat. De Raad wees ook het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen af, omdat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het Uwv relevante medische informatie had gemist.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat er geen gronden waren voor herziening van het besluit van 10 maart 2017 voor de toekomst, en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd.