Uitspraak
21 1402 WIA-T
22 maart 2021, 20/5813 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2022, met zaaknummer 21/1402 WIA-T, wordt het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld. Appellant, die voorheen als industrieel schoonmaker werkte, had zich op 6 februari 2018 ziekgemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten over de onzorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de onjuiste vaststelling van de maatmanomvang en het maatmaninkomen.
De Raad oordeelt dat het Uwv niet op een deugdelijke arbeidskundige grondslag heeft besloten. De Raad stelt vast dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant, maar dat de maatmanomvang en het maatmaninkomen niet correct zijn vastgesteld. De Raad benadrukt dat de periode van 1 januari 2017 tot 29 september 2017 representatief is voor de maatmanarbeid en dat eerdere loonaangiftetijdvakken niet representatief zijn voor de arbeidsomvang van appellant. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het besluit van 31 juli 2020 te herstellen en een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, in overeenstemming met de overwegingen van de Raad.