ECLI:NL:CRVB:2022:2748

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
22/2204 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 februari 2022. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval is de uitspraak op 8 februari 2022 aan partijen bekendgemaakt, en het beroepschrift is pas op 14 juli 2022 ontvangen, terwijl het op 13 juli 2022 ter post is bezorgd. Dit betekent dat het beroepschrift te laat is ingediend.

Appellant heeft aangevoerd dat hij door psychische en privéproblemen, waaronder een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis en zware depressieve episodes, niet in staat was om tijdig te reageren. Hij gaf aan dat hij gedurende een lange periode geen contact had met de buitenwereld en daardoor zijn zaken niet kon bijhouden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de aangevoerde redenen niet voldoende zijn om te concluderen dat appellant niet in verzuim is geweest. Het risico van een te late indiening komt volledig voor rekening van de partij die hoger beroep instelt. De Raad heeft besloten dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zonder verder onderzoek te doen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken schriftelijk verzet worden gedaan.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 december 2022
22/2204 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 februari 2022, 21/3364 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 8 februari 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 14 juli 2022 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 13 juli 2022 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 15 september 2022 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij e-mailbericht van 14 oktober 2022 geantwoord dat appellant aan psychische en privé ziektes lijdt waaronder ontwijkende persoonlijkheidsstoornis, bipolair, autisme en zwaar depressieve episodes. Ook zijn vrouw en dochter zijn ziek waardoor appellant overbelast werd en zijn zaken niet altijd kon ordenen en bijhouden. Appellant had geen externe hulp en kon daarom niet binnen de beroepstermijn van zes weken reageren. Appellant stelt dat hij in de periode van begin februari 2022 tot halverwege juli 2022 binnengesloten zat en geen contact had met de buitenwereld waardoor appellant nergens op kon reageren zowel zijn post als andere administratieve zaken. Appellant verwijst naar zijn beroepschrift met bijlagen waarvan appellant op 26 juli 2022 een ontvangstbevestiging heeft gekregen.
Wat appellant heeft aangevoerd bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In situaties zoals de onderhavige geldt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend volledig naar rekening komt van de partij die hoger beroep instelt. Appellant had tijdig een derde kunnen inschakelen om tijdig een (voorlopig) beroepschrift in te dienen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.