ECLI:NL:CRVB:2022:2747
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring griffierecht in bestuursrechtelijke zaak
Op 21 december 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/3550 ZW-V. Deze uitspraak betreft een hoger beroep en verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 15 september 2022, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante, die geen inkomen heeft, heeft verzet aangetekend en stelt dat zij niet in staat is het griffierecht te betalen. Ze is van mening dat het inkomen van haar fiscale partner niet relevant zou moeten zijn voor de beoordeling van haar aanvraag voor vrijstelling van het griffierecht.
Tijdens de zitting op 2 december 2022 zijn beide partijen niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat bij de beoordeling van de vrijstelling van griffierecht het inkomen en vermogen van de fiscale partner van de rechtzoekende wordt meegeteld. Appellante heeft niet aangetoond dat de inkomensgegevens van haar fiscale partner onjuist zijn of dat hij niet langer haar fiscale partner is. De Raad heeft geconcludeerd dat de argumenten van appellante niet leiden tot een ander oordeel en dat het verzet ongegrond is.
De Raad heeft bepaald dat het te laat betaalde griffierecht aan appellante wordt teruggestort, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier Y. Fatni, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.