Uitspraak
21.4092 WSF
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 8 april 2020 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de terugvordering van studiefinanciering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, omdat betrokkene niet op het basisregistratiepersonen (brp)-adres zou wonen. Betrokkene, geboren in 2001, was tot 3 juni 2019 ingeschreven op het adres van zijn ouders, maar heeft zich daarna op een ander adres ingeschreven. De minister heeft op basis van een huisbezoek en een rapport van controleurs besloten om betrokkene als thuiswonende studerende aan te merken, wat leidde tot een terugvordering van € 947,35 en een bestuurlijke boete van € 473,67.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het besluit van de minister gegrond verklaard en de besluiten van de minister vernietigd, omdat er volgens de rechtbank zeer bijzondere omstandigheden waren die nader onderzoek vereisten. De minister heeft echter in hoger beroep gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er sprake was van deze bijzondere omstandigheden. De Raad heeft de verklaring van de hoofdbewoner van het brp-adres als duidelijk en ondubbelzinnig beoordeeld, en geconcludeerd dat er voldoende feitelijke grondslag was voor het standpunt van de minister. De Raad heeft geoordeeld dat de minister geen aanleiding had om aanvullend onderzoek te doen en heeft het hoger beroep van de minister gegrond verklaard.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.