ECLI:NL:CRVB:2022:2603

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
21 / 2413 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de blijvende zorgbehoefte van een minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, een minderjarige geboren in 2005, heeft een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) vanwege zijn complexe lichamelijke en psychische aandoeningen. Het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat er geen blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat het CIZ ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen blijvende zorgbehoefte is. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische adviezen van het CIZ en rapporten van verschillende specialisten. De Raad concludeert dat de adviezen van de medisch adviseurs van het CIZ zorgvuldig zijn tot stand gekomen en dat er onvoldoende bewijs is dat de appellant blijvend behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg.

De Raad heeft vastgesteld dat de diagnostiek van de appellant nog gaande is en dat er geen definitieve diagnose is gesteld. De Raad benadrukt dat, hoewel de appellant momenteel veel zorg nodig heeft, het CIZ terecht heeft geoordeeld dat er nog geen blijvende zorgbehoefte kan worden vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank Gelderland is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21.2413 WLZ

Datum uitspraak: 1 december 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 mei 2021, 20/1619 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het CIZ
PROCESVERLOOP
Namens appellant, wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder [naam moeder], heeft mr. T.M.J. OosterhuisPutter, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2022. Appellant en zijn moeder zijn verschenen, bijgestaan door mr. OosterhuisPutter en J.C. Boekhoff. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Kersjesvan Bussel en mr. I.C.J.G. van MarisKindt, bijgestaan door drs. I. Dammar.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 2005, is bekend met verschillende lichamelijke en psychische aandoeningen. Als gevolg daarvan heeft hij een omvangrijke zorgbehoefte.
1.2.
Op 1 mei 2019 heeft appellant een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Bij besluit van 3 juli 2019, gehandhaafd na bezwaar bij besluit van 3 februari 2020 (bestreden besluit), heeft het CIZ deze aanvraag afgewezen onder verwijzing naar de adviezen van zijn medisch adviseurs. Het bestreden besluit berust – samengevat – op het standpunt dat op dit moment nog niet kan worden vastgesteld dat appellant blijvend behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft – samengevat – aangevoerd dat het CIZ zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat nog niet kan worden vastgesteld dat hij blijvend behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
3.2.
Het CIZ heeft in verweer bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz volgt dat een verzekerde slechts toegang heeft tot Wlzzorg, indien de in de aanhef van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz genoemde grondslagen leiden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid zoals omschreven in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Wlz.
4.2.
Tussen partijen zijn in deze procedure de grondslagen niet (meer) in geschil. Het geschil is beperkt tot de vraag of de behoefte van appellant aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid blijvend is.
4.3.
Appellant heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid verwezen naar een rapport van 19 juli 2021 van “de Testpsycholoog”. In dit rapport is onder meer geconcludeerd dat appellant beschikt over een intelligentie op een zeer laag niveau en dat hij als gevolg daarvan minder leerbaar is. Ook heeft appellant verwezen naar een brief van 16 juni 2022 van kinderrevalidatiearts [X]. In deze brief is omschreven dat appellant bekend is met forse bewegingsbeperkingen. Het is niet de verwachting dat op dit vlak verbetering mogelijk is door bijvoorbeeld fysiotherapie. Daarbij komt dat de cognitie van appellant zo beperkt is dat hij bij fysiotherapie of andere therapie niet goed de opdrachten zou kunnen uitvoeren. De ervaring leert dat bij personen als appellant geen verbetering en verandering in de mobiliteit en ontwikkeling te verwachten is. Bij appellant is zelfs geconstateerd dat zijn functioneren achteruitgaat. Tot slot heeft appellant verwezen naar een brief van 21 juni 2022 van kinderarts [Y]. In deze brief is omschreven dat gezien de complexe problematiek van appellant een indicatie bestaat voor een multidisciplinaire aanpak, maar het tot nu toe niet is gelukt om een passende combinatie te vinden van alle disciplines die appellant zouden kunnen ondersteunen met als doel behoud van functies en verhogen van kwaliteit van leven.
4.4.
De medisch adviseurs van het CIZ hebben op verschillende momenten in deze procedure medische adviezen uitgebracht. In de laatste adviezen is de onder 4.3 genoemde informatie betrokken. In de kern komt het standpunt van de medisch adviseurs op het volgende neer. De herkomst van de klachten en beperkingen van appellant is onduidelijk. Er is nog geen verklarende diagnose, ook nog geen werkdiagnose. Er zijn slechts verschillende differentiaal diagnostische overwegingen. De diagnostiek is nog gaande. Verschillende vervolgonderzoeken staan in de planning. Hoewel er een indicatie is voor een multidisciplinaire behandeling, heeft deze nooit plaatsgevonden. Ook heeft nooit enige specialistische behandeling plaatsgevonden. Niet is uit te sluiten dat van behandeling een verbetering in functioneren is te verwachten. Gelet daarop is nu nog niet vast te stellen dat appellant blijvend behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
4.5.
Het CIZ heeft het bestreden besluit, voor zover daarin is geconcludeerd dat geen sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, mogen baseren op de adviezen van zijn medisch adviseurs. Uit wat appellant heeft aangevoerd, volgt niet dat deze adviezen in zoverre niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, niet concludent of anderszins onjuist zijn. Naast het gegeven dat op dit moment de diagnostiek nog gaande is, is daarbij terecht ook de behandelgeschiedenis, het ziekteverloop en de levensloop van appellant betrokken. Ook de kinderarts van appellant acht multidisciplinaire behandeling aangewezen. Dat de kinderarts te kennen heeft gegeven dat het tot nu toe niet is gelukt om deze behandeling op te starten, sluit niet uit dat dit in de toekomst wel zal lukken. Verder is van belang, zoals het CIZ heeft toegelicht, dat diverse medisch specialisten behandeladviezen hebben gegeven gericht op het herstel en de verbetering van de gezondheidstoestand van appellant en onduidelijk is waarom die adviezen niet zijn opgevolgd. Mede gezien de jonge leeftijd van appellant dient alles in het werk te worden gesteld om zijn klachten en beperkingen zoveel als mogelijk te verminderen. Hoewel duidelijk is dat appellant momenteel veel zorg nodig heeft, heeft het CIZ zich, gelet op bovenstaande, terecht op het standpunt gesteld dat nog niet is vast te stellen dat appellant blijvend behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalenvan Bekkum als voorzitter en A. van Gijzen en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van S.N. de Groot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2022.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) S.N. de Groot