ECLI:NL:CRVB:2022:26
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WGA-vervolguitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en opleidingsniveau
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die als shovelmachinist en heftruckchauffeur heeft gewerkt, heeft een WGA-vervolguitkering aangevraagd na uitval door hartklachten. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 61,87% en de appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand gelaten. De appellant was het niet eens met de vaststelling van zijn opleidingsniveau door het Uwv, dat op niveau 2 was vastgesteld, en betwistte ook de beoordeling van zijn psychische klachten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid te twijfelen. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de lichamelijke en psychische klachten van de appellant. De Raad bevestigde ook dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de appellant voldoet aan opleidingsniveau 2, gebaseerd op zijn werkervaring en behaalde certificaten.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.