ECLI:NL:CRVB:2022:2543
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 augustus 2020. Op 25 april 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant op 13 juni 2022 het hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft appellant verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. Het Uwv heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze verzoeken.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, wat aanleiding gaf om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 1.518,-, bestaande uit € 759,- voor het beroep en € 759,- voor het hoger beroep. De Raad heeft appellant geadviseerd om voor vergoeding van het betaalde griffierecht zich rechtstreeks tot het Uwv te wenden.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter S.B. Smit-Colenbrander en griffier H. Alajai. De uitspraak benadrukt de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die de mogelijkheid bieden om in kosten te worden veroordeeld bij intrekking van het beroep wanneer het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener tegemoetkomt.