Uitspraak
21 2420 ZW
PROCESVERLOOP
A. Anandbahadoer. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak 22/1601 WIA. Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst. In de zaak 22/1601 WIA is op 5 oktober 2022 afzonderlijk uitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2022:2171).
.
OVERWEGINGEN
24 maart 2020 heeft het Uwv het bezwaar bij besluit van 25 maart 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Vastgesteld wordt dat het dossier naast rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv ook in ruime mate informatie bevat van de behandelaars van appellant. Deze stukken en de door appellant ingebrachte expertise door het Expertise Orgaan bevatten relevante informatie over de klachten van appellant en onderzoeksbevindingen over appellant. Niet gezegd kan worden dat deze informatie en expertise naar hun aard niet geschikt zijn om twijfel te zaaien over de beoordeling door het Uwv.
In haar rapport van 1 december 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat de expertise van Batelaan geen aanleiding is om ten aanzien van de beperkingen een ander standpunt in te nemen. Zij heeft erop gewezen dat bij het opstellen van beperkingen geen sprake is van een vaste combinatie van beperkingen bij een diagnose. De beoordeling betreft een individuele toetsing van de medische situatie. In de situatie van appellant is sprake van een recidiverende episode van depressieve stoornis, licht en in (gedeeltelijke) remissie. Verder is er, in het verleden, sprake geweest van alcohol- en drugsmisbruik en een diagnose persoonlijkheidsstoornis NAO – met afhankelijke en passieve trekken in beschrijving. Hiervoor vond ook behandeling plaats. Er is vanuit anamnese en gegevens van de behandelaren geen sprake van een persisterende actuele aandoening op deze aspecten. De behandeling werd afgerond, met advies de medicatie te continueren. In de situatie van appellant is geen sprake van geobjectiveerde, ernstige problematiek. Anders dan Batelaan heeft meegewogen is het actuele dagverhaal van zijn spreekuur op 30 juli 2021 niet leidend; van belang is de datum in geding 4 november 2019. Dit is te meer relevant omdat uit beschrijving van de klachten als ook het dagverhaal en observaties een substantieel ander beeld door Batelaan naar voren wordt gebracht. Er worden andere en hevigere klachten benoemd. Ook is te herleiden dat appellant in de tussenliggende periode met de antidepressiva is gestopt. Er is eveneens geen aanleiding om van een urenbeperking uit te gaan. Dat werkuren doorslaggevend zijn voor het recidiveren van depressie is hier een algemene en nietonderbouwde aanname. Bovendien moet het aannemen van een urenbeperking getoetst worden aan de standaard “Duurbelastbaarheid in Arbeid”. De medische situatie van appellant voldoet niet aan de indicatie in de standaard voor een urenbeperking op preventieve gronden. Tot slot zijn verzuimgegevens over 2004 ingebracht. Die zien niet op de datum in geding en brengen dan ook geen wijziging in de visie op de belastbaarheid.
Naar aanleiding van het commentaar van 15 augustus 2022 van Batelaan op haar rapport van 1 december 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop gewezen dat er geen nieuwe argumenten en/of nieuwe medische gegevens worden ingebracht die toezien op de datum in geding. Daarbij heeft zij nog opgemerkt dat het aanvullend stellen van een urenbeperking op datum in geding objectiveerbaar niet aan de orde is.
Er is geen aanleiding de navolgbare en onderbouwde conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist te achten. Van belang is dat er door de verzekeringsartsen beperkingen zijn aangenomen op grond van de onderzoeksbevindingen rond de datum in geding, ondersteund door de medische informatie van de behandelaren van appellant. Met de door appellant ingebrachte medische stukken kan niet worden onderbouwd dat op medisch objectiveerbare gronden zijn beperkingen op de datum in geding 4 november 2019 zijn onderschat.