1.1.Appellant, geboren op [geboortedatum] 1998, heeft met een door het Uwv op 21 mei 2019 ontvangen formulier een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd. Bij die aanvraag heeft appellant melding gemaakt van stemmingswisselingen en vermoeidheid als gevolg van diabetes mellitus type 1. Dit zorgt ook voor hypo’s met flauwvallen als gevolg. Daarnaast heeft hij lichamelijke klachten door een scooterongeval. Verder heeft appellant vermeld dat hij problemen heeft met zijn concentratie en dat hij snel dingen vergeet. Het Uwv heeft een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek verricht, waarbij informatie is betrokken van de behandelaars van appellant. Bij besluit van 5 september 2019 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen, omdat appellant arbeidsvermogen heeft.
1.2.1.Het Uwv heeft bij besluit van 17 september 2020 (bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 september 2019 ongegrond verklaard. Hieraan zijn rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag gelegd.
1.2.2.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft na bestudering van de stukken en medisch onderzoek in zijn rapport van 2 september 2020 geconcludeerd dat er geen reden is voor een andere conclusie dan die van de verzekeringsarts. Appellant heeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep, in lijn met zijn beneden gemiddelde cognitieve vaardigheden, meer moeite om aandacht en concentratie vast te houden. Naast het lager dan gemiddelde IQ zijn er echter geen neurologische stoornissen en is er geen ernstige psychopathologie, zodat vanuit medische gronden niet aannemelijk wordt dat hij niet een uur aaneengesloten zou kunnen werken. Over het criterium van vier uur belastbaar zijn heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat appellant evident een slechte regulering van zijn diabetes heeft en dat het bekend is dat dit een verlaagd energieniveau kan veroorzaken. Een beperking in het aantal te werken uren is dan ook goed te overwegen. Echter, zelfs als de slechte regulering wordt meegewogen is een grotere urenbeperking dan vier uur per dag niet goed medisch te onderbouwen. Ook bij een slecht gereguleerde diabetes is niet goed in te zien dat het energieniveau zo laag is dat iemand niet vier uur per dag actief kan zijn, te meer wanneer rekening wordt gehouden met de gestelde beperkingen.
1.2.3.De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 10 september 2020 geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat anders te concluderen dan de arbeidsdeskundige heeft gedaan. Weliswaar is aanleiding gezien de gegevens over de gevolgde opleidingen en het arbeidsverleden te herzien, maar dat heeft niet geleid tot een andere uitkomst over het kunnen verrichten van de door de arbeidsdeskundige geduide taak ‘plaatsen van onderdelen op printplaat’ (nr. 1701) en over het beschikken over basale werknemersvaardigheden. De taak is eenvoudig, er is geen variabele taakinhoud en/of werkomgeving en de taak kan op basis van te verwerven routine worden uitgevoerd. De arbeidsverrichtingen worden overwegend zittend uitgevoerd, met een mogelijkheid tot vertreden, en er worden alleen lichte lasten gehanteerd. Omdat de taak met precisie en aandacht moet worden verricht, wordt deze in de regel in een rustige werkomgeving uitgevoerd. Er wordt verder gewerkt onder leiding van een leidinggevende die op de werkvloer aanwezig is, zodat sprake is van toezicht. Appellant beschikt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep over basale werknemersvaardigheden, omdat hij in de praktijk heeft laten zien dat hij in staat is instructies van een werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. Appellant heeft wel moeite om afspraken met een werkgever na te komen. Met begeleiding op de werkvloer door iemand die hem op een positieve, ondersteunende manier stimuleert en die ook kennis en ervaring heeft als het gaat om zijn problematiek, wordt appellant in staat geacht afspraken met een werkgever na te komen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank is het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig verricht en is het in bezwaar overgelegde psychodiagnostisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de beoordeling betrokken. In zijn rapport van 2 september 2020 heeft deze arts vermeld dat uit het psychodiagnostisch onderzoek blijkt dat appellant structuur en uitleg nodig heeft om de nodige taken en werkzaamheden te kunnen verrichten. Gelet op zijn beneden gemiddelde cognitieve vaardigheden heeft hij meer moeite om aandacht en concentratie vast te houden. Er is echter geen sprake van een neurologische stoornis of van ernstige psychopathologie. De in beroep overgelegde Talentscan bevat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen specifieke bevindingen die tot de conclusie moeten leiden dat appellant niet een uur aaneengesloten kan werken en niet vier uur per dag belastbaar is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om deze conclusies voor onjuist te houden. Omdat appellant gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om in bezwaar en beroep medische stukken in te dienen, is volgens de rechtbank geen sprake van wapenongelijkheid. De door appellant overgelegde stukken hebben de rechtbank echter geen aanleiding gegeven te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat het verzoek om inschakeling van een onafhankelijk psychiater of psycholoog is afgewezen. Ook het arbeidskundig onderzoek is volgens de rechtbank zorgvuldig verricht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 10 september 2020 gerapporteerd dat appellant beschikt over basale werknemersvaardigheden, omdat hij geen beperkingen heeft om een opdracht te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. Hij heeft in de praktijk bewezen over deze vaardigheden te beschikken. Met persoonlijke begeleiding op de werkvloer door iemand met kennis en ervaring met zijn problematiek, wordt appellant in staat geacht afspraken met een werkgever te kunnen nakomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de arbeidskundige beoordeling voor onjuist te houden.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat is een uur aaneengesloten te werken en dat hij niet vier uur per dag belastbaar is. Appellant heeft een niet instelbare vorm van diabetes type I. De klachten van onder meer vermoeidheid en sufheid kunnen zich elk uur van de dag voordoen. Daarnaast heeft hij klachten van de knie en enkel. Appellant vindt de overweging van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er nog mogelijkheden zijn om tot een ander behandelschema voor zijn diabetes te komen of tot een betere controle en voltooiing van de sociaal-emotionele ontwikkeling niet reëel. Bij appellant is zeer waarschijnlijk sprake van een gedragsstoornis of een andere psychiatrische aandoening, die een rol speelt bij zijn kennelijke onmogelijkheid om adequaat om te gaan met zijn ziekte. Ter onderbouwing daarvan heeft appellant verwezen naar de Richtlijn diabetes mellitus van de Nederlandse Internistenvereniging (Richtlijn) en in het bijzonder naar wat daarin is vermeld over niet-ernstige psychiatrische aandoeningen. Ook uit de gemankeerde arbeidshistorie van appellant blijkt dat hij niet duurzaam arbeid kan verrichten. Hij beschikt evenmin over basale werknemersvaardigheden. Dit blijkt uit het feit dat het hem al niet lukt afspraken na te komen waar het zijn eigen gezondheid betreft. Appellant heeft de Raad verzocht een deskundige (psychiater) te benoemen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.1.Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
4.1.2.Op grond van het tweede lid wordt de ingezetene die op de dag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voorkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
4.1.3.Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen.
4.1.4.Volgens de nota van toelichting bij het met ingang van 1 januari 2015 gewijzigde Schattingsbesluit (Staatsblad 2014, 359, p. 5 e.v.) staat de term ‘mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ gelijk aan het begrip ‘arbeidsvermogen’. Arbeidsvermogen is het vermogen van een individu om doelgerichte handelingen in een arbeidsorganisatie te verrichten die resulteren in producten of diensten die een economische waarde hebben, waarmee wordt bedoeld dat een werkgever bereid is loon te betalen voor een verrichte taak.
4.1.5.In de onder 4.1.4 genoemde nota van toelichting worden de in artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit genoemde vereisten toegelicht.
Ad 1: Een taak is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen. Om de betreffende taak te kunnen uitvoeren, moet iemand voldoen aan de taakspecifieke eisen uit de taakomschrijving.
Ad 2: Basale werknemersvaardigheden zijn vaardigheden waarover iemand altijd moet beschikken om als werknemer in een arbeidsorganisatie te kunnen functioneren. Het gaat daarbij om andere vaardigheden dan die nodig zijn om aan de specifieke eisen uit het takenbestand te kunnen voldoen. Voorbeelden van basale werknemersvaardigheden zijn het na kunnen komen van afspraken tussen werknemer en de werkgever, en het kunnen begrijpen, onthouden en uitvoeren van instructies van een werkgever.
Ad 3: Onder ten minste een uur aaneengesloten werken wordt verstaan dat niet vaker dan een keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om de betrokkene bij te sturen en ziet uitsluitend op het zelfstandig functioneren van een betrokkene. Daarbij gaat het er uitsluitend om dat niet vaker dan een keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om de betrokkene bij te sturen als gevolg van beperkingen in aandacht, geheugen of stemming. De noodzaak om iemand bij te sturen is er als hij zelf niet kan onderkennen dat hij op enig moment niet adequaat functioneert en/of hij zichzelf daarin niet kan corrigeren. Het is daarbij niet relevant of er eventueel tijdens de werkzaamheden toezicht moet worden uitgeoefend, ook al is dat permanent noodzakelijk.
Ad 4: Onder ten minste vier uur dag belastbaar zijn wordt verstaan dat iemand in staat is vier uur per dag te werken. Bij minder dan vier uur per dag is iemand in dat geval te weinig productief om nog van arbeidsvermogen te spreken. Een uitzondering doet zich voor als iemand minder dan vier uur, maar wel belastbaar is voor ten minste twee uur per dag en per uur ten minste het minimumloon kan verdienen.