ECLI:NL:CRVB:2022:2504

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
22 / 471 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functievolgerstatus van Detentie inrichtingswerker

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die niet als functievolger is aangemerkt voor de functie van Detentie inrichtingswerker. Appellant, die eerder als (Inrichtings)beveiliger werkzaam was, stelde dat zijn functie inhoudelijk niet was gewijzigd en dat hij als functievolger had moeten worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de functies van (Inrichtings)beveiliger en Detentie inrichtingswerker niet uitwisselbaar zijn, omdat ze verschillen in aard en niveau. De Raad baseerde zich op de reorganisatieprocedures en de functievergelijking die zijn uitgevoerd. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van de minister, waarin hij niet als functievolger werd aangemerkt. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. De Centrale Raad bevestigde deze uitspraak, omdat appellant niet de vereiste werkzaamheden had verricht in de functie van (Inrichtings)beveiliger gedurende het jaar voorafgaand aan de peildatum van de reorganisatie. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22.471 AW

Datum uitspraak: 23 november 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 december 2021, 21/891 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Justitie en Veiligheid (minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.A. van Harmelen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift en desgevraagd nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2022. Appellant en mr. Van Harmelen hebben via videoverbinding deelgenomen aan de zitting. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.H. Beijer, M. Wijngaarde en O. Bouaouiouach.

OVERWEGINGEN

1.1.
Met ingang van 1 januari 2020 is de Ambtenarenwet gewijzigd en Ambtenarenwet 2017 (AW 2017) gaan heten. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de AW 2017 blijft op besluiten of handelingen die vóór 1 januari 2020 bekend zijn gemaakt, het toen geldende recht van toepassing wat betreft de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen en wat betreft de behandeling van dat bezwaar of beroep.
1.2.
Bij besluit van 31 januari 2011 is appellant per 1 september 2010 centraal aangesteld bij de Dienst [naam dienst] ([dienst 1]) in de functie van Detentietoezichthouder (DTH), salarisschaal 5, trede 7. Hij is tewerkgesteld bij de [dienst 1]-vestiging [vestiging 1].
1.3.
Bij besluit van 31 juli 2012 is de functie van appellant met ingang van 1 augustus 2012 in verband met de invoering van het Functiegebouw Rijk (FGR) ingedeeld in de functie met functienaam (Inrichtings)beveiliger, salarisschaal 5.
1.4.
De centrale aanstelling van appellant is per 1 januari 2017 omgezet in een lokale aanstelling bij [vestiging 1].
1.5.
In het kader van een reorganisatie bij [vestiging 1] is bij besluit van 14 oktober 2019 de uitgangspositie van appellant vastgesteld op de functie van (FGR) (Inrichtings)beveiliger, functieroepnaam DTH, salarisschaal 5. Tevens is besloten om hem aan te merken als niet-functievolger, omdat zijn functie niet terugkomt in de nieuwe organisatie. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.6.
Appellant heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om voor enkele functies in de nieuwe organisatie zijn belangstelling kenbaar te maken, met als zijn eerste voorkeur de functie van Detentie inrichtingswerker, salarisschaal 6. De Plaatsingsadviescommissie heeft het bevoegd gezag geadviseerd appellant in die functie te plaatsen, omdat die plaatsing, hoewel een schaal hoger, het meest voor de hand ligt en uit de door appellant ingediende stukken en het belangstellingsgesprek is gebleken dat hij over voldoende competenties, vaardigheden en ervaring voor die functie beschikt. Bij besluit van 19 december 2019 is appellant per 31 december 2019 geplaatst in de functie van Detentie inrichtingswerker, salarisschaal 6. Naar aanleiding van dit plaatsingsbesluit is appellant met ingang van 1 februari 2020 bevorderd naar salarisschaal 6, trede 8.
1.7.
Bij besluit van 22 december 2020 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 14 oktober 2019 ongegrond verklaard. Volgens de minister kan appellant niet worden aangewezen als functievolger voor de functie van Detentie inrichtingswerker, omdat die functie en de oude functie van (Inrichtings)beveiliger geen uitwisselbare functies zijn.
2. Bij de aangevallen uitspraak, ECLI:NL:RBDHA:2021:15346, heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat zijn functie inhoudelijk niet is gewijzigd, omdat hij de taken die behoren bij de nieuwe functie van Detentie inrichtingswerker al jaren voor de reorganisatie uitvoerde. De functie van Detentie inrichtingswerker is dus een volgfunctie, wat maakt dat hij als functievolger had moeten worden aangemerkt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is of appellant terecht niet is aangemerkt als functievolger.
4.2.
Bij de reorganisatie heeft de minister het Organisatie- en formatierapport [vestiging 1] ([vestiging 1]) van 13 september 2019 gehanteerd. De was-wordt-lijst en het Personeelsplan reorganisatie [vestiging 1] (Personeelsplan), waarin zijn vervat de plaatsingsprocedure en het sociaal kader maken deel uit van dit Organisatie- en formatierapport. Uitgangspunt bij de reorganisatie is mens volgt werk. Er vindt een functievergelijking plaats. Voor de uitgangspositie in de functievergelijking wordt gekeken naar de functie-inhoud en het functieniveau/functietypering (het schaalniveau behorend bij de functie), waarbij de peildatum voor functies aan de ‘was-kant’ is vastgesteld op de datum van het vaststellen van het reorganisatiebesluit. Het feitelijk samenstel van opgedragen werkzaamheden (de feitelijke functie) is doorslaggevend. Als sprake is van gewijzigde opgedragen werkzaamheden moet de medewerker de gewijzigde werkzaamheden gedurende een periode van tenminste één jaar voorafgaande aan de peildatum hebben uitgeoefend binnen de organisatie [vestiging 1]. Voor alle medewerkers wordt de uitgangspositie (huidige formele functie, functieschaal, organisatieonderdeel en standplaats) vastgesteld en aan de medewerker meegedeeld. Een uitwisselbare functie is volgens dit Personeelsplan een functie die naar inhoud, vereiste kennis, vaardigheden en competenties vergelijkbaar, en naar niveau en beloning gelijkwaardig is.
4.3.
De Raad stelt op basis van wat ter zitting is besproken vast dat appellant gedurende het jaar voorafgaand aan de peildatum van 13 september 2019 op basis van een detacheringstraject bij de [afdeling] van het [onderdeel] van de Dienst [dienst 2] werkzaam was, namelijk tot 15 februari 2019, en dat hem na die datum buitengewoon verlof was verleend totdat op 17 september 2019 een gesprek over zijn terugkeer in zijn formele functie bij [vestiging 1] had plaatsgevonden. Gedurende dat jaar was appellant dus feitelijk niet werkzaam als (Inrichtings)beveiliger. Daarmee kan worden vastgesteld dat hij gedurende dat jaar ook geen extra taken in zijn functie van (Inrichtings)beveiliger verrichtte. Dit maakt dat het besluit ter vaststelling van de formele functie van (Inrichtings)beveiliger als uitgangspositie in de reorganisatie in rechte stand kan houden. Vergelijking van de functies van (Inrichtings)beveiliger, salarisschaal 5, en de in het kader van de reorganisatie gecreëerde functie van Detentie inrichtingswerker, salarisschaal 6, leert dat aard en niveau van de functies duidelijk kunnen worden onderscheiden. In de functie van (Inrichtings)beveiliger ligt de nadruk op bewaking en beveiliging, terwijl dit in de functie van Detentie inrichtingswerker ligt op begeleiding en resocialisatie. Uit het dossier blijkt weliswaar dat de functie van (Inrichtings)beveiliger in de jaren voorafgaand aan de reorganisatie is geëvolueerd, maar ook dat deze ontwikkeling pas zijn beslag heeft gekregen in het kader van de reorganisatie in 2019. Voordien is de functie van DTH/(Inrichtings)beveiliger niet herzien. Ook heeft appellant berust in de betreffende aanstellings-/indelingsbesluiten van 31 januari 2011 en 31 juli 2012. Deze besluiten staan dus in rechte vast. Om de hiervoor genoemde redenen is geen sprake van uitwisselbare functies. Appellant is dus terecht niet aangemerkt als functievolger voor de functie van Detentie inrichtingswerker.
4.4.
Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) I. van der Hout