ECLI:NL:RBDHA:2021:15346

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 891
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functievolging en uitwisselbaarheid van functies binnen detentiecentrum Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een detentietoezichthouder, en de minister van Justitie en Veiligheid. Eiser was per 1 september 2010 aangesteld als detentietoezichthouder en werd per 31 december 2019 geplaatst in de functie van detentie inrichtingswerker. Eiser stelde dat hij ten onrechte niet als functievolger was aangemerkt voor de functie van detentie inrichtingswerker, omdat er volgens hem sprake was van uitwisselbare functies. De rechtbank oordeelde dat verweerder, de minister, terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van uitwisselbare functies. De rechtbank baseerde haar oordeel op de functieprofielen en de beloning van beide functies, die niet gelijk waren. Eiser had zijn oude functie en de waardering daarvan aanvaard en had geen verzoek om herwaardering ingediend. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/891

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Beijer).

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser aangewezen als niet-functievolger.
Bij besluit van 22 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft op 6 december 2021 plaatsgevonden via een Skypeverbinding. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] , vestigingsdirecteur van detentiecentrum Rotterdam, en [B] , HR-adviseur van detentiecentrum Rotterdam.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is per 1 september 2010 als detentietoezichthouder aangesteld bij de dienst bijzondere voorzieningen, een functie gewaardeerd op schaal 5. Deze centrale aanstelling is per 1 februari 2017 omgezet in een lokale aanstelling bij detentiecentrum Rotterdam. Vervolgens is eiser in de reorganisatie van detentiecentrum Rotterdam per 31 december 2019 geplaatst in de functie van detentie inrichtingswerker, gewaardeerd op schaal 6.
2. Volgens verweerder kan eiser niet worden aangewezen als functievolger voor de functie van detentie inrichtingswerker, omdat er geen sprake is van uitwisselbare functies.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet is aangemerkt als niet-functievolger, omdat er wel degelijk sprake is van uitwisselbare functies. De feitelijke werkzaamheden en taken onder de oude functienaam komen voor meer dan 70% terug in de nieuwe functie van detentie inrichtingswerker. In feite heeft eiser deze werkzaamheden al vanaf 2010 dan wel 2015 uitgeoefend. Dit blijkt ook uit het feit dat eiser per 31 december 2019 automatisch is geplaatst in de functie van detentie inrichtingswerker. Dat het schaalniveau van beide functies niet gelijkwaardig is, betekent slechts dat er al die tijd sprake is geweest van een onjuiste beloning en een onjuiste inschaling.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank moet beoordelen of verweerder op goede gronden heeft besloten eiser als niet-functievolger aan te merken. Hierbij is de vraag of de functies van detentietoezichthouder en detentie inrichtingswerker uitwisselbaar zijn. Van uitwisselbare functies is sprake als deze naar inhoud, vereiste kennis, vaardigheden en competenties vergelijkbaar en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn. De functie van een medewerker die als functievolger wordt aangemerkt zal dus grotendeels ongewijzigd in de nieuwe organisatie terugkomen. Verweerder heeft bij het vaststellen van de uitwisselbaarheid van functies de functieprofielen uit het functiegebouw rijk als uitgangspunt genomen. Nu hieruit blijkt dat de beloning van beide functies niet gelijk is, is in dit geval geen sprake van een volgfunctie. De rechtbank is daarom van oordeel dat de functie van detentietoezichthouder in de oude organisatie niet grotendeels ongewijzigd terugkomt in de nieuwe organisatie. Anders dan eiser stelt, is hij ook niet automatisch in de functie van detentie inrichtingswerker geplaatst. Hij heeft zijn voorkeur uitgesproken voor de functie van detentie inrichtingswerker en is om deze reden in deze functie benoemd en per 1 februari 2020 naar de functieschaal bevorderd. Het toetsingskader van een besluit over de uitgangspositie van eiser bij de reorganisatie draagt verweerder niet op ambtshalve te onderzoeken of de werkzaamheden van eiser in de oude functie anders gewaardeerd moeten worden.
5. Verder is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het besluit van 31 januari 2010, waarmee eiser per 1 september 2010 een centrale aanstelling is verleend als detentietoezichthouder in schaal 5 in rechte is komen vast te staan. Ook het besluit van 16 februari 2017 waarbij eiser een lokale aanstelling heeft gekregen bij DC Rotterdam heeft eiser niet aangevochten. Nu eiser destijds geen reden heeft gezien om deze besluiten aan te vechten, heeft hij de werkzaamheden en de waardering van zijn functie aanvaard. Indien eiser meende dat de werkzaamheden in zijn oude functie onjuist werden gewaardeerd had hij een verzoek om herwaardering moeten indienen. Voor zover eiser met zijn bezwaar tegen het primaire besluit verweerder wil bereiken dat zijn oude functie wordt geherwaardeerd vanaf een bepaald tijdstip (eiser noemt zelf verschillende data) is daarop niet beslist. Verweerder moet in dat geval vaststellen of de feitelijke werkzaamheden van eiser in zijn oude functie overeenkwamen met de toen geldende functiebeschrijving. Bij afwijking daarvan is wijziging van de functiebeschrijving aan de orde en waardering van de nieuwe functiebeschrijving. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de beroepsgronden niet slagen.
6. Het beroep is ongegrond.
7.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 december 2021.
Verhinderd te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.