Uitspraak
20 3035 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
€ 400,- aan woonlasten per maand heeft en dat hij geen inkomsten heeft. In het intakerapport van 14 augustus 2015 van de klantmanager staat dat de maandelijkse huur van appellant € 1.051,- bedraagt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant. Appellant had op 17 juli 2015 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet (PW). Tijdens het proces kwam naar voren dat appellant verhuurinkomsten had verzwegen en grote sommen geld op zijn bankrekening had ontvangen, die hij niet had gemeld. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de bijstand van appellant met ingang van 28 februari 2019 ingetrokken, omdat de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand niet kon worden vastgesteld door de oncontroleerbare en verzwegen bedragen. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat de bewijslast voor de intrekking van de bijstand bij het college ligt, maar dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door zijn verhuurinkomsten en de bijschrijvingen op zijn bankrekening niet te melden. De Raad bevestigde dat het college terecht de bijstand had ingetrokken en dat de terugvordering van de te veel betaalde bijstand ook terecht was. Appellant had aangevoerd dat de periode van terugvordering te lang was, maar de Raad oordeelde dat dit niet opging in dit geval, omdat het hier ging om een verplichte terugvordering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.