ECLI:NL:CRVB:2022:2441

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
21 / 627 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvragen woonvoorzieningen traplift en elektrische deuropener

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvragen voor een traplift en een elektrische deuropener door het Gemeenschappelijke orgaan ROGplus. Appellante, geboren in 1947, heeft beperkingen in mobiliteit en woont op de eerste etage van een flat zonder lift. ROGplus heeft eerder een verhuiskostentegemoetkoming verstrekt, maar de aanvragen voor de woonvoorzieningen zijn afgewezen omdat een traplift niet in de gemeenschappelijke ruimte mag worden geplaatst en de elektrische deuropener niet als passende voorziening wordt gezien. De rechtbank heeft de beroepen van appellante tegen de besluiten van ROGplus ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak, waarbij wordt opgemerkt dat de noodzaak voor een traplift niet kan worden onderbouwd vanuit brandveiligheidsoverwegingen. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat appellante niet langdurig in staat is om zonder traplift haar woning te bereiken, en dat de afwijzing van de aanvraag voor de elektrische deuropener op juiste gronden is gedaan. De Raad wijst erop dat appellante desgevraagd opnieuw in aanmerking kan komen voor een verhuiskostenvergoeding.

Uitspraak

21 627 WMO15, 21/628 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2020, 20/646 en 20/5255 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het Gemeenschappelijke orgaan ROGplus Nieuwe Waterweg Noord (ROGplus)
Datum uitspraak: 16 november 2022

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft ing. C.P.M. Maan hoger beroep ingesteld.
ROGplus heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022. Namens appellante is verschenen [X]. ROGplus heeft zich laten vertegenwoordigen door I. de VriesKromhout.
Het onderzoek is heropend na de zitting. ROGplus heeft een nader stuk ingediend. Appellante heeft daarop gereageerd.
Partijen hebben desgevraagd niet verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een nadere zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1947, is alleenstaand. Zij heeft beperkingen in de mobiliteit en inspanningsintolerantie. Zij woont op de eerste etage van een flatwoning zonder lift. De woning is bereikbaar door middel van twee trappen. ROGplus heeft appellante bij besluit van 5 november 2015 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een verhuiskostentegemoetkoming van € 1.475,- verstrekt, omdat er voor appellante medische redenen waren om op zoek te gaan naar een andere woning. Appellante heeft daarnaast in 2015 op medische gronden een urgentieverklaring gekregen, omdat er een noodzaak bestond voor een traploze woning op de begane grond of voor een traploze woning, bereikbaar met een lift. Appellante had hierdoor voorrang bij het huren van een woning. Appellante heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 26 januari 2018, gehandhaafd bij besluit van 5 juni 2018, heeft ROGplus een aanvraag van appellante voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een extra trapleuning en een elektrische deuropener op grond van de Wmo 2015 afgewezen met als reden dat ROGplus in 2015 een tegemoetkoming in de verhuiskosten aan appellante heeft verstrekt in verband met de toen al bij appellante aanwezige beperkingen bij het traplopen. De gevraagde trapleuning en elektrische deuropener zullen de belemmeringen in het gebruik van de woning maar voor een deel oplossen, omdat appellante nog steeds problemen zal ondervinden bij de toegang tot de woning. Een traplift zou een betere oplossing zijn, maar deze mag niet in de gemeenschappelijke ruimte worden geplaatst. De woning kan hierdoor niet adequaat worden aangepast.
21/627
1.3.
Bij besluit van 6 augustus 2019, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 24 december 2019 (bestreden besluit 1), heeft ROGplus opnieuw een aanvraag van appellante voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een elektrische deuropener op grond van de Wmo 2015 afgewezen, omdat de woning van appellante niet langdurig geschikt is en niet adequaat voor haar is aan te passen.
21/628
1.4.
Appellante heeft op 12 december 2019 een aanvraag voor een woonvoorziening in de vorm van een traplift op grond van de Wmo 2015 ingediend. Bij besluit van 19 december 2019, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 3 september 2020 (bestreden besluit 2), heeft ROGplus de aanvraag van appellante afgewezen. ROGplus heeft daarvoor – kort gezegd – als reden gegeven dat in de gemeenschappelijke ruimte geen traplift mag worden geplaatst.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellante tegen bestreden besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad stelt vast dat deze procedure ziet op aanvragen om woonvoorzieningen in de vorm van een traplift en een elektrische deuropener. Appellante heeft niet opnieuw verzocht om een urgentieverklaring en een verhuiskostenvergoeding, omdat zij niet wil verhuizen.
De traplift (21/628)
4.2.
Zoals door het college is gesteld en nader is onderbouwd in de brief van 16 augustus 2022, kan een traplift, alleen al uit een oogpunt van brandveiligheid, niet worden aangebracht in de gemeenschappelijke ruimte van de flatwoning van appellante. De Raad ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Dit betekent dat wat appellante heeft aangevoerd over de noodzaak tot het verstrekken van een traplift niet kan leiden tot het beoogde doel. De Raad komt daarom niet toe aan een verdere bespreking van de beroepsgronden over de traplift.
De elektrische deuropener (21/627)
4.3.
De rechtbank heeft het college gevolgd in het standpunt dat een woonvoorziening in de vorm van een elektrische deuropener voor appellante geen passende voorziening is, omdat niet aannemelijk is dat appellante nog langdurig in staat is om zonder traplift haar woning te bereiken. Onder 4.2 is vastgesteld dat plaatsing van een traplift in de gemeenschappelijke ruimte niet mogelijk is. De Raad ziet geen aanleiding om anders dan de rechtbank te oordelen over het kunnen bereiken van de woning zonder traplift. De rechtbank wordt daarom gevolgd in het oordeel dat het college de aanvraag voor een elektrische deuropener op juiste gronden heeft afgewezen.
4.4.
De Raad wijst er nog op, dat ter zitting door ROGplus is opgemerkt dat appellante desgevraagd opnieuw in aanmerking kan komen voor een verhuiskostenvergoeding. Ook is de mogelijkheid van een zogenoemde Klusvoucher besproken.
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal, voor zover aangevochten, worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en B.J. van de Griend en A.E. Dutrieux als leden, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) R. van Doorn