ECLI:NL:CRVB:2022:2431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid en voortzetting uitkering WIA na herbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die sinds 2004 lijdt aan de ziekte van Crohn en andere gezondheidsproblemen. Appellante had een loongerelateerde WGA-uitkering die in 2007 werd omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Na een herbeoordeling in 2018 stelde het Uwv haar arbeidsongeschiktheid vast op 67,34%. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat haar gezondheidsklachten meer beperkingen met zich meebrachten dan het Uwv had aangenomen.
De Raad heeft het procesverloop en de eerdere besluiten van het Uwv in overweging genomen. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medische onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de medische gegevens onjuist waren weergegeven of dat er sprake was van een evidente verslechtering van appellantes gezondheid.
De Raad heeft het verzoek van appellante om een onafhankelijk deskundige in te schakelen afgewezen, omdat het dossier voldoende informatie bevatte om tot een afgewogen oordeel te komen. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, geschikt waren voor appellante. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.