Uitspraak
21 840 WIA
PROCESVERLOOP
mr. Van Medenbach de Rooij verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
J.C. Geldof.
OVERWEGINGEN
11 januari 2012 heeft zij zich ziekgemeld met gehoorklachten. Het Uwv heeft aan appellante met ingang van 7 januari 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%. Met ingang van 7 augustus 2016 is de loongerelateerde uitkering omgezet in een loonaanvullingsuitkering.
6 oktober 2017 bepaald dat appellante met ingang van 7 december 2017 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij per 8 september 2017 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
CBBS-systematiek zijn gescoord. In plaats van een beperking op het item 4.5 is een beperking aangenomen op het item 1.9.9 (werken zonder verhoogd persoonlijk risico) en zijn de toelichtingen op 2.2 (horen) en 3.7 (geluidsbelasting) gewijzigd en uitgebreid. Weliswaar is de toelichting op item 2.2, dat typegeluiden niet verdragen kunnen worden, verdwenen maar op het item 3.7 is een uitgebreidere toelichting gekomen waarin onder meer is vermeld dat appellante is aangewezen op een werkplek met weinig geluid zoals bijvoorbeeld in een rustige kantooromgeving. Deze toelichting is meer specifiek dan de eerdere algemene toelichting dat appellante beperkingen ondervindt voor het werken in een omgeving met lawaaibelasting. Verder is bij item 2.2 vermeld dat appellante voor de overgevoeligheid van het linkeroor geluidsbescherming nodig heeft, hetgeen appellante niet (meer) heeft bestreden. Met deze beperkingen en de toelichtingen daarop wordt geconcludeerd dat de medische situatie van appellante door het Uwv afdoende gemotiveerd is weergegeven. Appellante heeft haar stelling dat de beperkingen en de toelichtingen daarop niet juist zijn vastgesteld niet met (nadere) medische stukken onderbouwd.