Uitspraak
21 3211 WW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.De rechtbank is niet gebleken dat het Uwv nader onderzoek had moeten doen, nu de lezing van appellant en van de werkgever op dit punt overeenkwamen. Het Uwv heeft er in het bestreden besluit vanuit mogen gaan dat appellant koffie die net uit het koffieapparaat kwam in het gezicht van zijn collega heeft gegooid. Ter zitting heeft appellant weliswaar gesteld dat het om chocolademelk ging, dat deze al was afgekoeld en dat de muur en niet het gezicht van zijn collega werd geraakt, maar dit standpunt heeft appellant niet nader onderbouwd en wijkt bovendien af van de eerder door hem gegeven verklaring. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv het gooien van een warme vloeistof in het gezicht van een collega terecht heeft aangemerkt als een dringende reden in de zin van artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waarvan appellant een verwijt kan worden gemaakt. Gelet op het feit dat het Uwv elementen zoals de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een beëindiging van het dienstverband voor hem zou hebben in het bestreden besluit niet kenbaar heeft meegewogen, heeft de rechtbank aanleiding gezien het bestreden besluit te vernietigen. Omdat deze elementen alsnog in het verweerschrift zijn gewogen, heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.