ECLI:NL:CRVB:2022:24
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning WGA-vervolguitkering na toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na wachttijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot haar WGA-vervolguitkering. Appellante, die sinds 2012 arbeidsongeschikt is door gezondheidsproblemen na een traumatische bevalling, had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid in 2019, heeft het Uwv haar een WGA-vervolguitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 40%, ingaande op 16 april 2019. Appellante was het niet eens met deze ingangsdatum en stelde dat haar klachten al eerder waren toegenomen.
De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige grondslagen had voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid en de ingangsdatum van de uitkering. De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische aanknopingspunten waren om aan te nemen dat de toegenomen klachten van appellante al eerder dan 16 april 2019 aan de orde waren. De ingangsdatum van de WGA-vervolguitkering werd derhalve bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.