ECLI:NL:CRVB:2022:2396
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake persoonsgebonden budget voor begeleiding onder de Wmo 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellant, geboren in 1969 en bekend met psychiatrische stoornissen, had op 6 december 2019 een pgb aangevraagd om begeleiding van zijn ouders in te kopen. Het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen heeft deze aanvraag op 30 januari 2020 afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een pgb. Dit besluit werd gehandhaafd in de beslissing op bezwaar van 27 maart 2020.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het college in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat appellant, zelfs met hulp van zijn ouders, niet in staat was de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin werd gesteld dat de bijzondere relatie tussen appellant en zijn ouders, in combinatie met de hoge leeftijd van de ouders, een rol speelde in de beoordeling.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij wel aan de voorwaarden voldoet. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college terecht heeft gesteld dat appellant niet in staat is om de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.