Uitspraak
20 1409 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep tegen het besluit van het Uwv om de Ziektewet-uitkering van appellant te beëindigen ongegrond heeft verklaard. Appellant, die zich op 22 januari 2018 ziek meldde, was werkzaam als keukenmedewerker en had klachten van hoofdpijn, nekpijn en spanningsklachten. Het Uwv beëindigde de uitkering per 22 februari 2019, omdat appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen zou kunnen verdienen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de FML, opgesteld op 4 december 2018, een juist beeld gaf van de beperkingen van appellant.
In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat hij recht heeft op een ZW-uitkering, ook na de beëindiging. Hij voerde aan dat de rechtbank ten onrechte geen reden zag om te twijfelen aan de medische beoordeling van zijn psychiater. De Raad heeft psychiater dr. F.B. van der Wurff als deskundige benoemd, die concludeerde dat appellant op de datum in geding lijdt aan een aanpassingsstoornis, maar dat de FML van 4 december 2018 een juist beeld gaf van zijn beperkingen. De Raad volgde het oordeel van de deskundige en oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant meer dan 65% van zijn maatmanloon kon verdienen.
Daarnaast heeft appellant een verzoek tot schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelde dat de procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar had geduurd en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.