ECLI:NL:CRVB:2022:2316

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
21 / 3373 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de inschaling van een ambtenaar in salarisschaal 14 na hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in geschil was over haar inschaling in salarisschaal 13 in plaats van de bij haar functie van Universitair Hoofddocent (UHD) behorende salarisschaal 14. Appellante was sinds september 2016 werkzaam in een burgerfunctie als Universitair Docent (UD) en had in 2018 gesolliciteerd naar de functie van UHD, waarvoor zij was aangenomen met een aanloopschaal van 13. De Raad oordeelde dat de motivering voor de inschaling in de aanloopschaal niet deugde, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze inschaling rechtvaardigden. De commandant had geen relevante redenen aangedragen waarom appellante niet in de salarisschaal van UHD ingeschaald kon worden. De Raad concludeerde dat appellante met ingang van 1 juli 2019 in salarisschaal 14 moest worden ingeschaald. De commandant werd opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij de juiste trede en periodiekdatum vastgesteld moesten worden. Tevens werd de commandant veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.036,- bedroegen.

Uitspraak

21.3373 AW

Datum uitspraak: 27 oktober 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 augustus 2021, 20/2714 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellante)
de Commandant Defensie Ondersteuningscommando (commandant)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. T.A. van Helvoort, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De commandant heeft een verweerschrift en een nader verweerschrift ingediend. Appellante heeft een reactie ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Helvoort. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A.J. Verdonk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was [naam functie] bij [naam dienststonderdeel] en is daarna als universitair en militair docent aangesteld bij [naam dienstonderdeel] van de [naam organisatie] . Sinds september 2016 is zij geplaatst in een burgerfunctie als Universitair Docent (UD) (salarisschaal 12). Appelante heeft in 2018 gesolliciteerd naar de functie van Universitair Hoofddocent (UHD) [naam afdeling] , gewaardeerd in salarisschaal 14.
1.2.
Bij besluit van 11 juli 2019 is appellante met ingang van 1 juli 2019 geplaatst in de functie van UHD A [naam afdeling] . Hierbij is aan appellante met toepassing van artikel 8, eerste lid, van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (IBBAD) salarisschaal 13, salarisnummer 5 toegekend (aanloopschaal). Daarbij is verwezen naar de brief van 4 juni 2019 met de voorwaarden van de tewerkstelling, waarin is vermeld dat appellante met begeleiding van een coach verder zal werken aan persoonlijke ontwikkeling met bijzondere aandacht voor de sociale processen die kunnen ontstaan bij het uitoefenen van bestuurlijke taken als UHD. Daarbij is een ontwikkeltraject voorgesteld van 3 jaren, waarin aantoonbare wetenschappelijke output en functioneren in het kader van bestuurlijke taken een doorontwikkeling van salarisschaal 13 naar salarisschaal 14 moet ondersteunen.
1.3.
In een functie-introductiegesprek van 25 juli 2019 is de inhoud van het ontwikkeltraject met appellante besproken. Dit traject bestaat uit het volgen van de cursus Leergang Strategisch Adviseren in de Publieke Sector aan de Bestuursacademie (2 x 6 dagen) en het volgen van een collegereeks excelleren in vrouwelijk leiderschap aan Nyenrode (7 bijeenkomsten) of een vergelijkbare cursus. Daarnaast moet appellante 2 peer-reviewed publicaties opleveren.
1.4.
Bij besluit van 25 februari 2020 is het bezwaar van appellante tegen het besluit van 11 juli 2019 ongegrond verklaard.
1.5.
Appellante heeft het ontwikkeltraject met succes doorlopen en is met ingang van 1 september 2020 ingeschaald in salarisschaal 14.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante stelt zich op het standpunt dat er in dit geval geen bijzondere situatie aanwezig was die plaatsing in een aanloopschaal rechtvaardigde en dat zij had moeten worden ingeschaald in de bij de functie behorende salarisschaal 14.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad stelt vast dat in artikel 8, eerste lid, van het IBBAD is bepaald dat de salarisschaal die voor de ambtenaar van toepassing is, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet, wordt bepaald met inachtneming van de zwaarte van zijn functie en van bijzondere regelingen als bedoeld in artikel 18 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie. Hier is geen bijzondere regeling van toepassing. Zoals de Raad al eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 april 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA4528) over het gelijkluidende artikel 5, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie, is de in deze bepaling opgenomen mogelijkheid om inschaling in de functionele schaal nog achterwege te laten uitdrukkelijk geformuleerd als een uitzondering op het uitgangspunt dat salariëring volgens de voor de functie vastgestelde schaal geschiedt. Deze mogelijkheid is bedoeld voor toepassing in bijzondere situaties.
4.2.
De commandant heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat indeling in de aanloopschaal in het geval van appellante niet alleen te maken heeft met het feit dat bepaalde competenties nog moeten worden ontwikkeld maar ook met het (nog) niet volledig vervullen van (niveau-onderscheidende taken van) de functie. De Raad stelt voorop dat uit de voorwaarden van tewerkstelling en het met appellante gevoerde functie-introductiegesprek blijkt dat uitsluitend als reden voor plaatsing in de aanloopschaal is genoemd dat appellante zich diende te ontwikkelen op het gebied van wetenschappelijke publicaties en functioneren in het kader van bestuurlijke taken. Voor de onderbouwing hiervan heeft de commandant verwezen naar het advies van de benoemingsadviescommissie. Uit de door de commandant overgelegde versie van dit advies blijkt echter niet dat de ontwikkelpunten van appellante een beletsel waren voor het volledig vervullen van de functie van UHD vanaf de datum van aanstelling. Ook blijkt niet dat deze ontwikkelpunten eraan in de weg stonden dat appellante op het vereiste niveau van UHD zou functioneren (vergelijk de uitspraak van 8 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1359). Dat appellante de benodigde ervaring op deze punten niet (voldoende) zou hebben opgedaan in haar eerdere functie als UD is daarvoor onvoldoende, reeds nu uit de beschikbare informatie over het functioneren van appellante in die functie blijkt dat het werk van appellante van constant hoge kwaliteit was en appellante veel meer deed dan van een UD verwacht kon worden. Hierbij neemt de Raad ook in aanmerking dat het door appellante te volgen ontwikkeltraject van beperkte omvang was.
4.3.
Voor de Raad is daarom niet komen vast te staan dat hier sprake was van een bijzondere situatie die plaatsing in de aanloopschaal rechtvaardigde. De conclusie is daarom dat de inschaling van appellante in aanloopschaal 13 niet berust op een deugdelijke motivering. De commandant heeft voor het overige geen omstandigheden genoemd op grond waarvan appellante niet in de schaal behorend bij de functie van UHD kan worden ingeschaald. Dit betekent dat appellante met ingang van 1 juli 2019 moet worden ingeschaald in de salarisschaal die voor de functie van UHD geldt, te weten salarisschaal 14.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3. volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij de inschaling van appellante is gehandhaafd in de aanloopschaal 13. Nu partijen ter zitting hebben verklaard niet te weten welke trede in salarisschaal 14 voor appellante zou gelden per 1 juli 2019 dient de commandant een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van wat de Raad in deze uitspraak heeft overwogen. De commandant dient hierbij de juiste trede en periodiekdatum vast te stellen. De Raad zal met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb bepalen dat beroep tegen dit besluit alleen kan worden ingesteld bij de Raad.
5. De Raad ziet aanleiding de commandant te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 1.518,- in beroep en € 1.518,- in hoger beroep, in totaal € 3.036,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 25 februari 2020 voor zover daarbij de inschaling van appellante is gehandhaafd in de aanloopschaal 13;
  • bepaalt dat de commandant een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen en bepaalt dat beroep tegen dit besluit slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
  • veroordeelt de commandant in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.036,-;
  • bepaalt dat de commandant het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 448,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2022.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) L.C. van Bentum