ECLI:NL:CRVB:2013:1359

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2013
Publicatiedatum
8 augustus 2013
Zaaknummer
12-275 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de inschaling van een universitair docent na promotie en de toepassing van de CAO-NU

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant, die in geschil was over zijn inschaling als universitair docent na zijn promotie. Appellant was van 1 mei 2004 tot 1 mei 2009 aangesteld als universitair docent in opleiding en had een aanstelling als universitair docent, functieniveau 1, met indeling in salarisschaal 11, trede 9. Het college van bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam had appellant in een aanloopschaal ingeschaald, omdat hij volgens het college niet voldeed aan de vereisten van de Sanderskwalificatie, die noodzakelijk is voor inschaling in salarisschaal 12.

De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de inschaling in aanloopschaal 11 niet op een deugdelijke motivering berustte. De Raad stelde vast dat het college geen belemmeringen had genoemd die zouden aantonen dat appellant de functie UD1 niet volledig kon vervullen. De Raad concludeerde dat appellant recht had op inschaling in salarisschaal 12, trede 5, en vernietigde de eerdere uitspraak en het bestreden besluit van het college.

De Raad oordeelde verder dat het college verantwoordelijk was voor de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.888,- bedroegen, en dat het college het griffierecht van € 379,- aan appellant moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 augustus 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/275 AW
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
30 november 2011, 11/6856 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.](appellant)
het college van bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.M.C.I. Janischka. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.V.R. Grandjean Perrenod Comtesse, advocaat, en A.L. Anemaat-Vorstenbos.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is voor de periode van 1 mei 2004 tot 1 mei 2009 aangesteld als universitair docent in opleiding met de verplichting te promoveren, functieniveau universitair docent 2 (UD2), salarisschaal 10, trede 8. Tevens is aan appellant een toelage voor werving en behoud toegekend. Ten einde appellant de tijd te gunnen zijn proefschrift te voltooien, heeft het college de aanstelling van appellant twee maal verlengd, laatstelijk tot 1 maart 2011.
1.2. Na zijn promotie is appellant bij besluit van 21 maart 2011 met ingang van 1 maart 2011 aangesteld als universitair docent, functieniveau 1 (UD1) en ingedeeld in salarisschaal 11, trede 9. Het college heeft bij besluit van 11 juli 2011 het bezwaar van appellant tegen dat besluit ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat, conform het bevorderingsbeleid, inschaling in de bij de UD1 behorende functionele schaal 12 volgt als voldaan is aan de vereisten van de zogeheten Sanderskwalificatie. Appellant heeft daar nog niet aan voldaan en daarom heeft het college hem ingeschaald in de aanloopschaal 11.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij, kort samengevat, overwogen dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat volgens het beleid alleen kan worden gesproken van het vervullen van de functie UD1, als naast de taken op het gebied van onderwijs ook wordt voldaan aan de Sanderskwalificatie. Op het moment van de aanstelling in de functie van UD1 was niet vastgesteld dat appellant voldeed aan de vereisten voor het behoud van de Sanderskwalificatie.
3.
Appellant stelt zich op het standpunt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de functie UD1 niet volledig kan vervullen en dat hij had moeten worden ingeschaald in de bij die functie behorende salarisschaal 12.
4.
Het college stelt dat een UD2 na promotie wordt aangesteld in de functie UD1, aanloopschaal 11 en dat bevordering naar schaal 12 volgt als op grond van een beoordeling is vastgesteld dat de UD1 zijn functie volledig vervult. In de regel kan pas worden aangenomen dat een UD1 zijn functie volledig vervult zoals bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, van de CAO-NU, wanneer aan de voorwaarden is voldaan die staan opgenomen in de ‘Uitwerking kwalificaties Onderzoek, Onderwijs en Management 2006’ (Uitwerking KOOM). Bevordering naar schaal 12 heeft het college afhankelijk gesteld van het voldoen aan de eisen van de Sanderskwalificatie. De Sanderskwalificatie houdt in dat aan een aantal kwalitatieve en kwantitatieve eisen op het gebied van onderzoek is voldaan, neergelegd in het document ‘Bewaking kwaliteit juridisch onderzoek’. Appellant beschikt weliswaar over een tijdelijke Sanderskwalificatie, maar voor bevordering naar schaal 12, zo stelt het college, moet hij na promotie laten zien dat zijn werkzaamheden voldoen aan die eisen. Zolang daarvan nog geen sprake is, vervult appellant zijn functie nog niet volledig en daarom is hij nog ingeschaald in salarisschaal 11.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
In artikel 3.5, eerste lid, van de CAO-NU is bepaald dat de werkgever het functieprofiel, het functieniveau en de salarisschaal bepaalt die voor de werknemer gelden met inachtneming van de regels van het universitair functieordenen (UFO) en de regels met betrekking tot loopbaanvorming bedoeld in artikel 6.5.
5.2.
In artikel 3.8, eerste lid, van de CAO-NU is bepaald dat indien bij de aanvang in een nieuwe functie de werknemer deze functie nog niet volledig kan vervullen, hij in een aanloopschaal kan worden ingeschaald. Het tweede lid vermeldt dat zodra een beoordeling tijdens de duur van de inschaling in de aanloopschaal uitwijst dat de werknemer de functie volledig vervult, hij wordt ingeschaald in de bij de functie behorende salarisschaal.
5.3.
Het UFO vermeldt dat als een nieuwe medewerker bij aanstelling in een voor hem nieuwe functie, deze functie nog niet volledig kan vervullen, hij gedurende maximaal twee jaar volgens een aanloopschaal gesalarieerd kan worden. Een aanloopschaal is een schaal die een schaalnummer lager ligt dan de bij de functie behorende salarisschaal. Zodra in de genoemde periode een beoordeling uitwijst dat de medewerker de functie naar behoren en in de volle breedte vervult, wordt hij bevorderd naar de functieschaal.
5.4.
De functie UD1 is ingeschaald in salarisschaal 12. Anders dan het college stelt, kan de omstandigheid dat appellant nog niet eerder zelfstandig wetenschappelijk onderzoek heeft verricht dat voldoet aan de eisen van het document ‘Bewaking kwaliteit juridisch onderzoek’, niet leiden tot de conclusie dat hij de werkzaamheden behorend bij functie van UD1 nog niet volledig kan verrichten, zoals bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, van de CAO-NU. Het college heeft immers geen belemmeringen genoemd op grond waarvan kan worden vastgesteld dat appellant dergelijk wetenschappelijk onderzoek niet zou kunnen verrichten. Het argument van het college dat appellant nog niet heeft aangetoond dat hij de Sanderskwalificatie weet te behouden, staat er evenmin aan in de weg dat appellant wetenschappelijk onderzoek verricht dat voldoet aan de vereisten behorend bij de functie UD1. Het onderscheid dat het college heeft gemaakt in de Uitwerking KOOM tussen de vereisten voor aanstelling van de UD1 in de aanloopschaal 11 of functionele schaal 12, maakt het vorenstaande niet anders. Op grond van het vorenstaande komt de Raad tot de conclusie dat de inschaling van appellant in aanloopschaal 11 op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de CAO-NU niet berust op een deugdelijke motivering.
5.5.
Nu het college voor het overige geen omstandigheden heeft genoemd op grond waarvan appellant niet in de functionele schaal behorend bij de UD1 kan worden ingeschaald, zal de Raad gelet op artikel 3.5 van de CAO-NU bepalen dat appellant wordt ingeschaald in de schaal die voor de functie UD1 geldt, te weten schaal 12. Appellant heeft verzocht om hem in te delen in trede 5 van schaal 12. Het college heeft geen gronden genoemd die tot indeling in een andere trede zouden moeten leiden en daarom zal de Raad dienovereenkomstig beslissen.
5.6.
De aangevallen uitspraak en het bestreden besluit zullen worden vernietigd en appellant zal, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid (oud) van de Awb, worden ingeschaald in salarisschaal 12, trede 5.
6.
Er bestaat aanleiding om het college te veroordelen tot vergoeding van proceskosten van appellant. Deze worden begroot op € 944,- in beroep en € 944,- in hoger beroep wegens verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 11 juli 2011 voor zover daarbij de inschaling van appellant is gehandhaafd op schaal 11, trede 9;
  • stelt de inschaling van appellant vast op schaal 12, trede 5;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 11 juli 2011;
  • veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van in totaal € 1.888,-;
  • bepaalt dat het college aan appellant het door hem in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 379,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en J.N.A. Bootsma en H.A.A.G. Vermeulen als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2013.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) B. Rikhof
sg