ECLI:NL:CRVB:2022:2315

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
21 / 36 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanmelding als wanbetaler en de bestuursrechtelijke premie in het kader van de Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die door zorgverzekeraar DSW UA als wanbetaler was aangemeld, had bezwaar gemaakt tegen de aanmelding en de opgelegde bestuursrechtelijke premie van € 141,50 per maand. De Raad oordeelde dat het bezwaar van de appellant tegen de aanmelding als wanbetaler terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat er geen concrete gronden waren aangevoerd tegen de wijze van betaling van de bestuursrechtelijke premie. De Raad stelde vast dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet discriminerend is ten opzichte van intersekse personen en dat de verplichtingen tot verzekering en premiebetaling niet afhankelijk zijn van geslacht of de afwezigheid daarvan. De appellant had ook geen bewijs geleverd dat hij geen toegang had tot zorg, aangezien hij als verzekerde bij DSW UA stond ingeschreven. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

21.36 ZVW

Datum uitspraak: 27 oktober 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 29 december 2020, 20/485 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] ([appellant])

CAK

PROCESVERLOOP
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken aan de Raad toegestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2022. [appellant] is niet verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 24 januari 2020 heeft CAK aan [appellant] bericht dat [appellant] door zorgverzekeraar DSW UA op 15 januari 2020 is aangemeld als wanbetaler, omdat [appellant] gedurende ten minste zes maanden de nominale premie aan de zorgverzekeraar niet heeft voldaan. [appellant] moet daarom vanaf 1 februari 2020 een bestuursrechtelijke premie van € 141,50 per maand betalen. De Sociale verzekeringsbank is gevraagd dat bedrag in te houden op het ouderdomspensioen dat [appellant] op grond van de Algemene Ouderdomswet ontvangt.
1.2.
Bij besluit van 27 februari 2020 (bestreden besluit) heeft CAK het bezwaar van [appellant] nietontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen de aanmelding als wanbetaler, en is het bezwaar ongegrond verklaard voor zover gericht tegen de wijze van betaling van de bestuursrechtelijke premie.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. [appellant] heeft in hoger beroep aangevoerd dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) discriminerend is ten opzichte van intersekse personen en in strijd is met diverse bepalingen van internationaal recht, waaronder de artikelen 3, 5, 8 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). [appellant] heeft daarbij aangegeven al sinds de invoering van de Zvw geen toegang te hebben tot medische zorg.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak volgt dat tegen een besluit over de verschuldigdheid van bestuursrechtelijke premie of de hoogte daarvan geen beroep kan worden ingesteld. Gelet op artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, kan tegen een dergelijk besluit dan ook geen bezwaar worden gemaakt. Zoals de Raad in zijn uitspraak van 28 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:565, heeft overwogen, levert deze uitsluiting van de bestuursrechtelijke rechtsbescherming geen schending op van artikel 6 van het EVRM. De keuze van de wetgever om de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie en de hoogte daarvan uit te zonderen van beroep bij de bestuursrechter maakt niet dat [appellant] geen toegang tot de rechter heeft. Het staat [appellant] immers vrij zich met een vordering tegen de zorgverzekeraar of CAK tot de civiele rechter te wenden. Het bezwaar tegen deze onderdelen van het besluit van 24 januari 2020 is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.2.
[appellant] heeft geen concrete gronden tegen de wijze van betaling van de bestuursrechtelijke premie aangevoerd. De beroepsgrond dat de Zvw een discriminerend karakter heeft ten opzichte van intersekse personen, slaagt niet. De verplichting tot verzekering, de verschuldigdheid van premies en de wijze van betaling staan volstrekt los van het geslacht van een persoon of de afwezigheid daarvan. Ook blijkt niet dat [appellant] geen toegang tot zorg heeft. Zoals CAK heeft toegelicht, staat [appellant] als verzekerde bij zorgverzekeraar DSW UA ingeschreven en kan [appellant] van zorg gebruik maken. Het bezwaar tegen dit onderdeel van het besluit van 24 januari 2020 is daarom terecht ongegrond verklaard.
4.3.
Uit punt 4.1 en 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en A. van Gijzen en M. Wolfrat als leden, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2022.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) R. van Doorn