ECLI:NL:CRVB:2022:2281

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
20 / 3370 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoek om schadevergoeding in het kader van Hulp aan Huis

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin zijn verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had appellant eerder toegelaten tot Hulp aan Huis, maar appellant verzocht om de betaalde bijdragen voor deze hulp te restitueren. De rechtbank oordeelde dat er geen onrechtmatig besluit was genomen, waardoor het verzoek om schadevergoeding niet kon worden toegewezen. Appellant stelde in hoger beroep dat zijn verzoek niet als schadevergoeding gekwalificeerd moest worden, maar als een verzoek tot restitutie van betaalde bijdragen. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter dat het verzoek van appellant niet anders kon worden gekwalificeerd dan als een verzoek om schadevergoeding. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen onrechtmatig besluit was en dat het verzoek om schadevergoeding daarom moest worden afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd verworpen.

Uitspraak

20 3370 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 augustus 2020, 19/5254 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 19 oktober 2022

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A. van ’t Laar hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2022. Namens appellant is mr. Van ’t Laar verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.C.J.P. Melsen en S. Mattijssen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het college heeft bij besluit van 3 december 2013 appellant toegelaten tot Hulp aan Huis en besloten dat hij in Tarief 3 valt. Als hij gebruik maakt van Hulp aan Huis betaalt hij een bijdrage.
1.2.
Appellant heeft bij brief van 8 maart 2019 het college verzocht de aan 18k te betalen periodieke bijdrage voor het gebruik van Hulp aan Huis voor het jaar 2019 op nihil te stellen en de door hem in 2019 betaalde bijdragen te restitueren.
1.3.
Het college heeft dit verzoek bij brief van 10 april 2019 afgewezen.
1.4.
Appellant heeft bij brief van 15 juli 2019 het verzoek gehandhaafd en verzocht alle betaalde bijdragen van de voorgaande jaren te restitueren. Het college heeft bij brief van 22 oktober 2019 ook dit verzoek afgewezen.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft, voor zover van belang, overwogen dat er geen onrechtmatig besluit is. Daarom bestaat geen aanleiding het college te veroordelen tot vergoeding van schade.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat met het onder 1.2 vermelde verzoek niet is beoogd terug te komen van het onder 1.1 vermelde besluit, maar is beoogd de betaalde bijdragen te restitueren. Door het verzoek te kwalificeren als een verzoek om schadevergoeding en te overwegen dat er geen onrechtmatig besluit is, is de rechtbank buiten de omvang van het geschil getreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gemachtigde van appellant heeft tijdens de zitting bij de Raad bevestigd dat appellant niet heeft verzocht het besluit van 3 december 2013 te herzien. Daarmee kan het verzoek van appellant aan de bestuursrechter niet anders worden gekwalificeerd dan als een verzoek om schadevergoeding. Er bestaat daarom geen aanleiding te oordelen dat de rechtbank buiten de omvang van het geschil is getreden.
4.2.
De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat er geen onrechtmatig besluit is, zodat het verzoek om schadevergoeding moest worden afgewezen.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2. volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en B.J. van de Griend en A.E. Dutrieux als leden, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) E.J. van der Veldt