ECLI:NL:CRVB:2022:2280
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering en beoordeling van psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die eerder een WGA-uitkering ontving, stelde dat zijn psychische klachten sinds 28 februari 2019 waren verergerd en dat hij recht had op een WIA-uitkering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had echter geconcludeerd dat de depressieve klachten van appellant per genoemde datum geen aanleiding gaven tot meer beperkingen dan in 2014. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 8 september 2022 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt herhaald, terwijl het Uwv bevestiging van de eerdere uitspraak bepleitte. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op zorgvuldige wijze had gehandeld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De Raad onderschreef de conclusie dat de depressieve klachten van appellant niet waren toegenomen ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling in 2014. De Raad concludeerde dat er geen noodzaak was voor het inschakelen van een onafhankelijk deskundige en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen in het kader van WIA-aanvragen en de noodzaak voor appellanten om overtuigende nieuwe medische informatie te overleggen om hun aanspraken te onderbouwen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.