ECLI:NL:CRVB:2018:2474
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens gebrek aan toegenomen beperkingen na medische onderzoeken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die in het verleden als magazijnmedewerker heeft gewerkt, had een WIA-uitkering ontvangen die in april 2014 was ingetrokken omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 35% was gedaald. In december 2014 meldde hij zich opnieuw bij het Uwv met toegenomen klachten, maar na medisch onderzoek concludeerde de verzekeringsarts dat er geen sprake was van gewijzigde belastbaarheid. Het Uwv weigerde de WIA-uitkering opnieuw, wat leidde tot een rechtszaak.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om de medische onderzoeken van het Uwv onzorgvuldig te achten. De verzekeringsartsen hadden voldoende medische gegevens verzameld en de conclusies waren goed gemotiveerd. De appellant had geen nieuwe medische stukken overgelegd die zijn stelling van toegenomen beperkingen onderbouwden. De Raad oordeelde dat de situatie van de appellant op de datum in geding, 1 juli 2014, niet anders was dan vastgesteld door de verzekeringsartsen.
De Raad wees ook het verzoek van de appellant om een onafhankelijk psychiater te benoemen af, omdat er voldoende medische gegevens in het dossier aanwezig waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.