ECLI:NL:CRVB:2022:2237
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand en brutering van vorderingen in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van bijstand over de jaren 2017, 2018 en 2019. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de bijstand herzien en teruggevorderd omdat de appellant te lang in het buitenland verbleef en geen melding had gemaakt van inkomsten uit een hennepkwekerij. De Raad heeft vastgesteld dat de vordering door toedoen van de appellant is ontstaan, omdat hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De rechtbank had eerder de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn langere verblijf in het buitenland verschoonbaar was door psychische overmacht na het overlijden van drie familieleden. De Raad heeft deze beroepsgrond verworpen, omdat de schending van de inlichtingenverplichting door de appellant de terugvordering rechtvaardigt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.