ECLI:NL:CRVB:2022:2228
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zich ziek had gemeld terwijl hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, had een ZW-uitkering gekregen van het Uwv. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv de ZW-uitkering per 6 juli 2018 beëindigd, omdat de appellant in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen. De appellant heeft meerdere keren ziek gemeld en het Uwv heeft in 2019 opnieuw geoordeeld dat hij arbeidsgeschikt was voor zijn eigen werk. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft in hoger beroep de argumenten van de appellant beoordeeld, waaronder de claim dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten en dat zijn beperkingen onjuist zijn vastgesteld. De Raad oordeelt dat de rechtbank de gronden van de appellant afdoende heeft besproken en dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat er geen nieuwe medische informatie is die de inschatting van de beperkingen van de appellant kan veranderen. De Raad concludeert dat de appellant onverminderd in staat is om de bij de beoordeling voor de EZWb geduide functies te vervullen en bevestigt de aangevallen uitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.