ECLI:NL:CRVB:2022:2189
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en arbeidsdeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die zich ziek had gemeld met psychische klachten, had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de ZW-uitkering van de appellant omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische belastbaarheid van de appellant correct was vastgesteld.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn bezwaren tegen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de vaststelling van zijn maatmanfunctie en -loon. De Raad oordeelde dat de gronden van de appellant niet opgingen, aangezien de rechtbank de beroepsgronden afdoende had besproken en de overwegingen onderschreven werden. De Raad benadrukte dat de functie van directeur niet als maatman kon worden aangemerkt, omdat de appellant ongeschikt werd geacht voor deze functie. De Raad bevestigde dat de aanpassing van het WW-dagloon niet automatisch leidde tot een wijziging van het maatmanloon in het kader van de EZWb, aangezien beide een eigen wettelijke grondslag hebben.
De uitspraak concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd werd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.