ECLI:NL:CRVB:2020:363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Ziektewet en WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich op 23 januari 2014 ziek meldde met psychische klachten, heeft in hoger beroep herhaald wat zij eerder bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit van het Uwv correct was. De Centrale Raad onderschrijft deze overwegingen en voegt daaraan toe dat de psychische situatie van appellante op de datum in geding niet leidde tot volledige arbeidsongeschiktheid. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellante, gebaseerd op de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door de verzekeringsarts is opgesteld. Het Uwv heeft appellante terecht met ingang van 21 september 2016 een ZW-uitkering geweigerd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.