ECLI:NL:CRVB:2022:2167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over WIA-beoordeling en arbeidsongeschiktheid van appellant
In deze zaak gaat het om een tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep met betrekking tot de WIA-beoordeling van appellant, die sinds 2016 arbeidsongeschikt is door lichamelijke en psychische klachten. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende rekening houdt met zijn beperkingen. De Raad oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant terecht heeft vastgesteld op 76,87%, maar dat het bestreden besluit zowel medisch als arbeidskundig onvoldoende gemotiveerd is. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het besluit van 24 december 2019 te herstellen. De uitspraak is gedaan op 29 september 2022 en betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag.