ECLI:NL:CRVB:2022:2145
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om verlenging diplomatermijn hoger onderwijs wegens niet voldoen aan voorwaarden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante had verzocht om verlenging van de diplomatermijn voor haar hbo-opleiding op basis van structurele omstandigheden, waaronder medische redenen. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had dit verzoek afgewezen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De rechtbank had deze afwijzing bevestigd, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de appellante haar diploma niet binnen de gestelde termijn van tien jaar had behaald, en dat de overschrijding van de diplomatermijn niet het directe gevolg was van bijzondere omstandigheden. De minister had op basis van een medisch advies geconcludeerd dat de medische omstandigheden van appellante, waaronder ADHD, niet voldoende waren om de verlenging van de diplomatermijn te rechtvaardigen. De Raad bevestigde dat de minister niet zelfstandig kon beoordelen of aan de voorwaarden voor verlenging was voldaan, maar dat hij wel moest kijken naar de zorgvuldigheid van de ingediende verklaringen.
De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat de overschrijding van de diplomatermijn het gevolg was van tijdelijke of structurele bijzondere omstandigheden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om verlenging van de diplomatermijn werd afgewezen. De Raad oordeelde ook dat er geen aanleiding was voor toepassing van de hardheidsclausule, aangezien appellante op de hoogte had moeten zijn van de diplomatermijn en de gevolgen van haar studiekeuzes.