ECLI:NL:CRVB:2018:3236
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond in bestuursrechtelijke zaak over griffierecht en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in het verzet van verzoekers tegen een eerdere beslissing van 13 maart 2018, waarin hun verzoek om herziening niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoekers, die bijstand ontvingen, stelden dat het griffierecht niet tijdig was betaald vanwege betalingsonmacht. De Raad had eerder geoordeeld dat de verzoekers niet voldeden aan de criteria voor vrijstelling van het griffierecht, zoals vastgesteld in de uitspraak van 13 februari 2015. Verzoekers voerden aan dat de toepassing van het criterium voor betalingsonmacht niet correct was en dat dit hun toegang tot de rechter belemmerde, in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
Tijdens de zitting op 7 september 2018 was alleen verzoeker 1 aanwezig, terwijl het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug zich niet liet vertegenwoordigen. De Raad herhaalde dat de criteria voor vrijstelling van het griffierecht zijn gebaseerd op de maandelijkse netto-inkomen en dat de gezinssamenstelling van de rechtzoekende niet van belang is. De Raad concludeerde dat verzoekers gezamenlijk in aanmerking waren gebracht voor bijstand naar de norm voor gehuwden en dat hun gezamenlijke inkomen niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht.
De Raad bevestigde dat de eerdere uitspraak van 13 februari 2015 niet leidde tot een andere beoordeling in deze zaak. Het verzet van verzoekers werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door H.C.P. Venema, met C.A.E. Bon als griffier.