ECLI:NL:CRVB:2022:2139
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen inhouding loonbelasting en bevoegdheid inspecteur
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Defensie ongegrond werd verklaard. Appellant, die werkzaam was bij het Ministerie van Defensie, kreeg per 1 april 2015 eervol ontslag en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. In 2019 vorderde de staatssecretaris een bedrag van € 31.755,22 terug van appellant, wat leidde tot bezwaar van appellant tegen de inhouding van loonbelasting. De staatssecretaris had het bezwaar ongegrond verklaard, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de inspecteur van belasting bevoegd is om op dit bezwaar te beslissen. De staatssecretaris had het bezwaarschrift moeten doorzenden naar de inspecteur van belasting, in plaats van zelf te beslissen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waardoor het bestreden besluit van de staatssecretaris wordt vernietigd. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellant en moet hij het griffierecht vergoeden.