ECLI:NL:CRVB:2022:209

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 januari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
17/8249 WIA-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitspraak inzake bezwaarkosten in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2022 uitspraak gedaan over de rectificatie van een eerdere uitspraak van 28 oktober 2021. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had verzocht om rectificatie van de uitspraak omdat er een onjuist bedrag aan te vergoeden bezwaarkosten was vermeld. In de oorspronkelijke uitspraak stond dat de te vergoeden bezwaarkosten € 748,- per procespunt waren, terwijl dit in werkelijkheid € 534,- per procespunt moest zijn. De Raad heeft partijen in een brief van 23 november 2021 op de hoogte gesteld van het voornemen tot rectificatie en hen de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. Beide partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen rectificatie.

De Raad heeft de uitspraak van 28 oktober 2021 gewijzigd, waarbij de kosten van de appellant zijn vastgesteld op € 4.060,- voor verleende rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep. De nieuwe beslissing houdt in dat de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak vernietigt, het beroep gegrond verklaart, en het besluit van 3 oktober 2016 vernietigt. Tevens wordt de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 73,84% en de resterende verdiencapaciteit op € 1.037,04 per maand. Het Uwv wordt veroordeeld tot vergoeding van de kosten van de appellant en het betaalde griffierecht van in totaal € 170,-. Deze rectificatie is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier L.R. Scherpenzeel-Carlier, en is openbaar uitgesproken op 3 januari 2022.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 28 oktober 2021, 17/8249 WIA
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 3 januari 2022

PROCESVERLOOP

Bij brief van 3 november 2021 heeft het Uwv verzocht de uitspraak van 28 oktober 2021 te rectificeren omdat daarin een onjuist bedrag aan te vergoeden bezwaarkosten staat. In de uitspraak stond te vermeld dat de te vergoeden bezwaarkosten € 748,- per procespunt zijn terwijl dit een bedrag moet zijn van € 534,- per procespunt.
De Raad heeft partijen bij brief van 23 november 2021 meegedeeld voornemens te zijn de uitspraak te rectificeren. In de genoemde brief is aan partijen meegedeeld dat zij binnen vier weken schriftelijk kunnen reageren op het voornemen van de Raad tot rectificatie van de uitspraak.
Beide partijen hebben de Raad schriftelijk laten weten geen bezwaar te hebben tegen de voorgenomen rectificatie.

OVERWEGINGEN

De Raad wijzigt de uitspraak van 28 oktober 2021, 17/8249 WIA als volgt.
Overweging 5 gaat luiden:
5. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de kosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 1.068,- in bezwaar, € 1.496,- in beroep en € 1.496,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 4.060,-.
De nieuwe beslissing zal gaan luiden:

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 3 oktober 2016;
- herroept het besluit van 29 maart 2016 en stelt de mate van arbeidsongeschiktheid en de resterende verdiencapaciteit vast op 73,84% en € 1.037,04 per maand en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 3 oktober 2016;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de kosten van appellant tot een bedrag van
€ 4.060,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.
De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 28 oktober 2021 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2022.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) L.R. Scherpenzeel-Carlier
GdJ