ECLI:NL:CRVB:2022:2062
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontzegging toegang tot de werkplek en tussentijdse beëindiging van de tijdelijke aanstelling wegens plichtsverzuim
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een ambtenaar bij de Penitentiaire Inrichting, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Justitie en Veiligheid om hem de toegang tot de werkplek te ontzeggen en zijn tijdelijke aanstelling tussentijds te beëindigen wegens plichtsverzuim. De Raad oordeelde dat er voldoende grond was voor de ontzegging van de toegang, gezien de concrete verdenking van plichtsverzuim die bestond op basis van het gedrag van de appellant, waaronder het niet melden van contacten met politie en justitie en het bezoeken van een gedetineerde buurjongen zonder openheid van zaken te geven. De Raad bevestigde dat de verweten gedragingen, zoals het niet geven van openheid over zijn contacten met de politie en het gebruik van een nieuw telefoonnummer, voldoende grond vormden voor ontslag. De Raad oordeelde dat de eisen van openheid, professionaliteit en betrouwbaarheid aan de appellant als ambtenaar bij de PI konden worden gesteld, en dat hij met zijn gedragingen niet aan deze eisen voldeed. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.