Uitspraak
21.4205 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand zijn gelaten;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de terugvordering van bijstand aan een appellante die na het overlijden van haar moeder een erfenis ontving. Appellante ontving sinds 11 december 2002 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Na het overlijden van haar moeder op 6 november 2017, heeft appellante op 9 juni 2020 een bedrag van € 32.222,91 ontvangen uit de nalatenschap. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de bijstand van appellante herzien en het ontvangen bedrag teruggevorderd, omdat dit als naderhand verkregen middelen werd beschouwd volgens artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, ten eerste, van de PW.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat het college terecht de bijstand heeft teruggevorderd. De Raad oordeelde dat appellante op het moment van overlijden van haar moeder aanspraak had op een deel van de nalatenschap, maar dat zij daarover op dat moment nog niet kon beschikken. Pas op 9 juni 2020, na aflossing van de hypothecaire lening, kon zij over het bedrag beschikken. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de bijstand terug te vorderen, omdat het ontvangen bedrag als naderhand verkregen middelen moest worden aangemerkt.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand hield. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten in hoger beroep.