ECLI:NL:CRVB:2022:194
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid na ziekte en de rol van het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met psychische klachten, had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Het Uwv had haar ZW-uitkering beëindigd omdat zij meer dan 65% van haar oude loon kon verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische situatie ernstiger was dan door het Uwv werd aangenomen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de beoordeling van het Uwv en dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts voldoende was onderbouwd. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante geschikt was voor de in het kader van de EZWb geselecteerde functies. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor een zorgvuldige medische beoordeling bij arbeidsongeschiktheid en de rol van het Uwv in dit proces.