ECLI:NL:CRVB:2022:1905
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding na ongeval tijdens militaire oefening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 9 april 2021. De appellant, een militair ambtenaar, had een verzoek om schadevergoeding ingediend na een ongeval dat plaatsvond tijdens een oefening in het kader van zijn opleiding. De rechtbank had het verzoek afgewezen, en de appellant ging hiertegen in hoger beroep. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid van de appellant en dat hij ten tijde van de oefening geen fysieke beperkingen had. De minister van Defensie had zijn zorgplicht niet geschonden, aangezien de oefening niet als risicovol werd gekarakteriseerd en de instructies adequaat waren gegeven. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris niet aansprakelijk was voor het ongeval, omdat hij zijn zorgplicht had nageleefd. De Raad benadrukte dat het enkele feit dat een ongeval heeft plaatsgevonden, niet automatisch betekent dat de zorgplicht is geschonden. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor bestuursorganen om redelijke maatregelen te treffen om de veiligheid van ambtenaren te waarborgen, maar dat niet elk risico vooraf moet worden uitgesloten.