Uitspraak
21 1487 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante. Appellante, die zich ziek had gemeld met klachten van endometriose, had een uitkering ontvangen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv beëindigde de uitkering per 13 augustus 2018, omdat appellante in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat haar psychische klachten niet voldoende waren meegewogen.
De rechtbank Rotterdam had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante geschikt was voor de voorgehouden functies. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat appellante aan de opleidingsvereisten voldeed en dat de functies die aan haar waren voorgehouden passend waren. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep benadrukte dat de stellingen van appellante over haar medische problematiek niet voldoende onderbouwd waren en dat het Uwv adequaat had gehandeld in het vaststellen van haar belastbaarheid. De Raad concludeerde dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was en dat appellante in staat was om te functioneren op het vereiste opleidingsniveau.