ECLI:NL:CRVB:2022:1827

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
21/1610 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, geboren in 1992, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij aangaf te lijden aan hersenletsel, ADD, ADHD en een persoonlijkheidsstoornis. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat appellant over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank had deze afwijzing bevestigd, wat de appellant ertoe bracht om in hoger beroep te gaan.

De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige grondslagen had voor de afwijzing van de aanvraag. De rechtbank had vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de beschikbare medische informatie adequaat was betrokken bij de oordeelsvorming. De appellant voerde aan dat hij niet over basale werknemersvaardigheden beschikte, maar de Raad oordeelde dat de informatie van zijn stage en eerdere werkervaringen niet voldoende was om te concluderen dat hij niet in staat was om een taak in een arbeidsorganisatie uit te voeren.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

21 1610 WAJONG

Datum uitspraak: 16 augustus 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 1 april 2021, 20/1393 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.J.E. Verschuren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een beeldverbinding plaatsgevonden op 28 juli 2022. Voor appellant is mr. Verschuren verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.W.C. Jacobs.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren [geboortedatum] 1992, heeft een aanvraag ingediend om uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat sprake is van hersenletsel, ADD, ADHD en een persoonlijkheidsstoornis. Bij de aanvraag is informatie gevoegd van de Stichting Mondriaan, Amacura, Hoensbroeck audiologisch centrum en Psychologen Praktijk Lionarons. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Bij besluit van 23 september 2019 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen omdat appellant arbeidsvermogen heeft.
1.2.
Bij besluit van 21 april 2020 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant tegen het besluit van 23 september 2019 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de te beoordelen periode in het geval van appellant ziet op de datum vanaf het bereiken van zijn achttiende jaar tot 26 maart 2018 (zes maanden na het beëindigen van zijn studie per 26 september 2017). Volgens de rechtbank is het onderzoek van de verzekeringsarts en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig geweest. De beschikbare medische informatie is op zichtbare wijze betrokken bij de oordeelsvorming. Toereikend is gemotiveerd waarom appellant een uur aaneengesloten kan werken en vier uur per dag belastbaar is. Niet is gebleken dat de verzekeringsartsen de medische informatie selectief en in het nadeel van appellant hebben geïnterpreteerd. Ook het arbeidskundig onderzoek is volgens de rechtbank voldoende zorgvuldig uitgevoerd. De arbeidsdeskundige heeft voorts toereikend gemotiveerd waarom appellant een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie en waarom hij over basale werknemersvaardigheden beschikt. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundige.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat ten onrechte is aangenomen dat appellant beschikt over basale werknemersvaardigheden. Uit de informatie van de stage bij [instantie] en van zijn ex-werkgever [ex-werkgever] blijkt dat het appellant niet lukte om steeds op tijd te komen en om afspraken na te komen. Om die reden is de stage niet verlengd en is ook het werk bij [ex-werkgever] beëindigd. Uit deze informatie blijkt volgens appellant ook dat hij niet in staat is om de taak van beveiligen uit te voeren.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.1.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
4.1.2.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij
( a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie,
( b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt,
( c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of
( d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraken van de Raad van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of appellant arbeidsvermogen had in de periode dat hij studerend was, tot 26 maart 2018. Het geschil spitst zich toe op de vraag of appellant in verband met zijn medische situatie beschikte over basale werknemersvaardigheden en of hij een taak in een arbeidsorganisatie kon uitvoeren.
4.3.
In de nota van toelichting bij het met ingang van 1 januari 2015 gewijzigde Schattingsbesluit (Staatsblad 2014, 359, p. 5 e.v.) worden deze voorwaarden als volgt toegelicht.
4.3.1.
Een taak is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen. Om de betreffende taak te kunnen uitvoeren moet iemand voldoen aan de taakspecifieke eisen uit de taakomschrijving.
4.3.2.
Basale werknemersvaardigheden zijn vaardigheden waarover iemand altijd moet beschikken om als werknemer in een arbeidsorganisatie te kunnen functioneren. Het gaat daarbij om andere vaardigheden dan die nodig zijn om aan de specifieke eisen uit het takenbestand te kunnen voldoen. Een voorbeeld van een basale werknemersvaardigheid is het na kunnen komen van afspraken tussen werknemer en de werkgever.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank dat het onderzoek van de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest, wordt gevolgd. Dit geldt ook voor het oordeel dat er geen aanleiding is te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Niet is gebleken dat medische informatie is gemist en toereikend is gemotiveerd waarom uit de overgelegde medische informatie niet blijkt dat appellant in de te beoordelen periode op medische gronden niet een taak kon uitvoeren in een arbeidsorganisatie of niet over basale werknemersvaardigheden beschikte.
4.5.1.
Ook het oordeel van de rechtbank over de arbeidskundige beoordeling wordt onderschreven. In de overgelegde informatie van [instantie] over de stage die appellant daar gedurende bijna twee jaar heeft gelopen, is vermeld dat appellant instructies kon begrijpen, onthouden en uitvoeren. Er werd wel opgemerkt dat hij soms moeite had met op tijd komen en met het nakomen van afspraken, maar dat had met de thuissituatie te maken. Er is gedurende de stage geen specifieke begeleiding nodig geweest. In onderling overleg is besloten de stage niet te verlengen omdat appellant zich eerst op zichzelf en zijn gezin zou gaan richten en de opleiding op een ander moment zou hervatten. Hieruit blijkt, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opgemerkt in het verslag van 7 februari 2020 dat de oorzaak van het niet altijd op tijd komen en het niet altijd nakomen van afspraken vooral heeft gelegen in psychosociale factoren in de thuissituatie en dat deze niet zijn terug te voeren op ziekte en/of gebrek. Verder blijkt uit het takenpakket dat tot de stagewerkzaamheden behoorde, namelijk het toezicht en overzicht houden op een groep van vier- tot twaalfjarigen, activiteiten voor deze doelgroep voorbereiden en uitvoeren en het verzorgen van onder meer eetmomenten, dat appellant in staat was tot het verrichten van een taak.
4.5.2.
Uit de informatie van [ex-werkgever] en het door appellant zelf opgestelde curriculum vitae volgt dat appellant vanaf 2014 tot aan het moment waarop hij is uitgevallen in 2018 vanwege een verkeersongeval als oproepkracht bij [ex-werkgever] heeft gewerkt als verkeersregelaar en beveiliger. Niet onbegrijpelijk heeft het Uwv daaruit geconcludeerd dat appellant ook daarmee heeft laten zien dat hij een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Uit deze informatie blijkt ook dat appellant niet altijd tijdig de openingsrondes liep en tijdig gebouwen opende en dat ondanks begeleiding om op tijd op zijn werk te verschijnen, het is voorgekomen dat de begeleider de openingsrondes zelf moest uitvoeren. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat hieruit niet volgt dat appellant niet over basale werknemersvaardigheden beschikte. Appellant heeft namelijk, ondanks dat [ex-werkgever] te kennen heeft gegeven niet altijd tevreden te zijn over hem, gedurende vier jaar in verschillende perioden bij [ex-werkgever] gewerkt. Daar komt bij dat het arbeidskundig oordeel niet alleen is gebaseerd op de werkzaamheden bij [ex-werkgever] , maar ook op de andere werkzaamheden die appellant heeft verricht, al dan niet als stagiair, en op de door hem gevolgende opleidingen. Bovendien, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is gebleken dat appellant in de te beoordelen periode een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet heeft ontvangen voor de duur van vijf maanden. Om voor deze uitkering in aanmerking te komen heeft appellant voldaan aan de referte-eis en de arbeidsverledeneis. Het ontvangen van deze uitkering wijst eveneens op het bestaan van arbeidsvermogen in de te beoordelen periode. De informatie over het arbeidsverleden van appellant bij [instantie] en [ex-werkgever] biedt onvoldoende aanknopingspunten voor een ander oordeel.
4.6.
Nu geen twijfel bestaat over de juistheid van de beoordeling van het arbeidsvermogen door het Uwv, bestaat geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige, zoals door appellant verzocht.
4.7.
Uit 4.4 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel in tegenwoordigheid van N.N. Gambier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2022.
(getekend) W.J.A.M. van Brussel
(getekend) N.N. Gambier