Uitspraak
19.1930 WIA
mr. Verhagen verschenen. Het Uwv heeft zich door middel van videobellen laten vertegenwoordigen door P.J.L.H. Coenen LLB.
OVERWEGINGEN
.Met in de in artikel 13, eerste lid, van de Wet WIA opgenomen term ziekte wordt gedoeld op de eerste dag waarop door de verzekerde wegens ziekte niet is gewerkt als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de Wet WIA (de aanvang van de zogeheten wachttijd) en niet – zoals appellante lijkt te betogen – op de dag waarop (de eerste) ziekteverschijnselen zich manifesteerden. De uitwerking van de te hanteren referteperiode in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder q, van het Dagloonbesluit is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de Wet WIA. In het geval van appellante dient onder de eerste arbeidsongeschiktheidsdag te worden verstaan 11 augustus 2015 en dient daarom als referteperiode te gelden de periode van 1 augustus 2014 tot 1 augustus 2015. De wet laat geen ruimte om bij de vaststelling van de hoogte van het WIA-dagloon uit te gaan van een ander refertejaar. De vraag of appellante een zogenoemde medische afzakker is, zo daarvan al sprake zou zijn, niet relevant voor de berekeningswijze van het WIA-dagloon. In dit verband heeft de rechtbank verwezen naar de uitspraak van de Raad van 24 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:392.
.