ECLI:NL:CRVB:2022:1786
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkering en waarschuwing wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante, die niet heeft gemeld dat zij in België verbleef, wat in strijd is met haar inlichtingenverplichting. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had appellante een waarschuwing gegeven en een bedrag van € 1.803,75 teruggevorderd, omdat de stortingen op haar bankrekening als inkomsten werden aangemerkt. Appellante betwistte deze aanmerkingen en voerde aan dat de stortingen afkomstig waren van gespaard geld en giften van haar moeder. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen en dat het college terecht de stortingen als inkomsten had aangemerkt. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om het tegendeel te bewijzen en dat de waarschuwing van het college gerechtvaardigd was, gezien de schending van de inlichtingenverplichting. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor bijstandsontvangers om transparant te zijn over hun financiële situatie en verblijf in het buitenland.