ECLI:NL:CRVB:2022:1775
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Strafontslag wegens fraude tijdens opleiding ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam bij de gemeente Zoetermeer, was in dienst als ambtenaar en volgde een opleiding die door zijn werkgever werd gefinancierd. Tijdens deze opleiding heeft hij zich schuldig gemaakt aan fraude door een eindopdracht niet zelf te maken, maar grotendeels over te nemen van een medecursist. Dit leidde tot een disciplinaire straf van ongevraagd ontslag door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 22 mei 2019 een eindopdracht heeft ingeleverd die voor 90% overeenkwam met het werk van een medestudent. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college op goede gronden had vastgesteld dat er sprake was van plagiaat en dat dit kon worden aangemerkt als plichtsverzuim. De appellant had bezwaar gemaakt tegen het ontslag, maar het college handhaafde de beslissing. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat het college bevoegd was om de disciplinaire straf op te leggen.
De Raad concludeerde dat de gronden van de appellant in hoger beroep niet slaagden en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad benadrukte het belang van integriteit en betrouwbaarheid voor ambtenaren en oordeelde dat de opgelegde straf niet onevenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de ondertekening van de voorzitter en de griffier.